ERFBELASTING BIJ OVERGANG VAN EEN FAMILIALE ONDERNEMING MET INBEGRIP VAN EEN ONROEREND GOED DIE DEELS TOT BEWONING WORDT AANGEWEND, OPSPLITSING VEREIST?  

De Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna VCF) voorziet in een gunsttarief van 7% voor de verkrijging tussen andere personen van de activa in een familiale onderneming, voor zover de activa door de erflater beroepsmatig zijn geïnvesteerd in de familiale onderneming. Artikel 2.7.4.1.1 VCF stelt echter dat dit verlaagde tarief niet van toepassing is op de verkrijging van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd.

Onlangs heeft de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent een interessante uitspraak gedaan hieromtrent. Ze moest zich uitspreken over een dispuut tussen belastingplichtigen en VLABEL waarbij er onenigheid was over de toepassing van voormeld artikel.

De belastingplichtigen hadden een familiale onderneming verkregen met inbegrip van een onroerend goed dat ten belope van 65% beroepsmatig werd aangewend en 35% voornamelijk tot bewoning. Gezien het gegeven dat het activa voor 35% tot bewoning werd aangewend, was VLABEL van oordeel dat er voor dit gedeelte geen toepassing kan worden gemaakt van het gunsttarief van 7%. Ze verwees hiervoor naar omzendbrief VLABEL 2015/2 en artikel 2.8.6.0.5 VCF waarin het volgende wordt bepaald:

“Voor de toepassing van artikel 2.8.6.0.3 en artikel 2.8.6.0.6., § 1, 2°, moet de aanwending of de bestemming van een onroerend goed worden nagegaan per kadastraal perceel of per gedeelte van een kadastraal perceel als dat gedeelte ofwel een afzonderlijke huisvesting is, ofwel een afdeling van de productie of van de werkzaamheden is die, of een onderdeel daarvan dat, afzonderlijk kan werken, ofwel een eenheid is die van de andere goederen of delen die het perceel vormen, kan worden afgezonderd.”

De belastingplichtigen konden zich hier niet in vinden en zijn van oordeel dat VLABEL onterecht deze opsplitsing toepast om reden dat dit artikel geen verwijzing maakt naar artikel 2.7.4.2.2 VCF, dewelke van toepassing is op de erfbelasting.

De rechtbank volgde de belastingplichtigen hierin en stelde dat er geen enkele wettelijke grondslag is om een opsplitsing bij de vererving van een familiale onderneming te verantwoorden. Aangezien het onroerend goed slechts bijkomstig (35%) voor bewoning werd aangewend, kan ook artikel 2.7.4.1.1 VCF niet worden toegepast waardoor het verlaagd tarief van 7% op de volledige waarde van het onroerend gebouw kon worden toegepast.

De rechtbank verwees in dit kader ook naar de parlementaire voorbereiding waarbij het volgende werd gesteld:

Er kan evenmin van het fiscale gunstregime genoten worden indien, voor wat betreft familiale ondernemingen, onroerende goederen worden overgedragen die hoofdzakelijk tot bewoning worden bestemd. Dit moet toelaten dat de verkrijgers van de kleine ondernemingen, waarbij de bedrijfsleider in het pand waarin de exploitatie wordt uitgeoefend woont of woonde, toch van de maatregel kunnen genieten

Bron: Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent, 22/547/A en Familiale onderneming – (hoofdzakelijk) beroepsmatige investering – onroerend goed deels tot bewoning aangewend – geen wettelijke grondslag voor opsplitsing in de erfbelasting zoals voorzien in omzendbrief – ook bankrekening geniet gunstregime – zeldzame | Vlaanderen.be

LET OP BIJ KEUZE VAN WOONPLAATS BIJ UW NOTARIS IN HET KADER VAN NALATENSCHAPPEN

De rechtbank van Eerste Aanleg te Gent heeft enkele maanden geleden een verregaand vonnis geveld voor belastingplichtigen die in de aangifte van nalatenschap overeenkomstig artikel 3.3.1.0.8, § 1, 7° VCF keuze van woonplaats op het adres van de door hen gemandateerde notaris hadden gevestigd.

VLABEL had in het kader van een aangifte van een nalatenschap een administratieve beslissing geveld op 21 oktober 2020 en uitsluitend naar de notaris verstuurd, alwaar de belastingplichtigen hun woonplaats hadden gevestigd. De notaris in kwestie maakte de administratieve beslissing echter pas over aan de belastingplichtigen op 7 juni 2021 waarna de belastingplichtigen op 6 september 2021 een fiscaal verzoekschrift hadden neergelegd bij de rechtbank.

Krachtens artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek zijn vorderingen tegen de belastingadministratie inzake de belastingwet slechts toelaatbaar indien de belastingplichtige het door of krachtens de wet georganiseerde administratief beroep heeft ingesteld. Overeenkomstig lid 2 van artikel 1385undecies Ger. W. wordt de vordering ingesteld uiterlijk binnen een termijn van drie maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing met betrekking tot het administratief verhaal.

Krachtens artikel 53bis, 2° van het Gerechtelijk Wetboek worden, ten aanzien van de geadresseerde en tenzij de wet anders bepaalt, de termijnen die beginnen te lopen vanaf de kennisgeving op een papieren drager, berekend, wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

Op grond van bovenstaande bepalingen was de laatste dag om een fiscaal verzoekschrift in te stellen bij de rechtbank 25 januari 2021 waardoor het fiscaal verzoekschrift laattijdig werd ingediend.

Ondanks het gegeven dat de belastingplichtigen pas laattijdig werden ingelicht door hun notaris wat betreft de administratieve beslissing, heeft de rechtbank toch de onontvankelijkheid van de vordering van de belastingplichtigen uitgesproken vanwege de laattijdige indiening om reden dat een eventuele nalatigheid van de notaris de laattijdigheid van een fiscaal verzoekschrift niet ongedaan kan maken. Aangezien men vrije keuze heeft om een lasthebber aan te duiden, moeten belastingplichtigen dan ook de gunstige of ongunstige gevolgen van hun keuze dragen ten aanzien van VLABEL, oordeelde de rechtbank.

Een blind vertrouwen in de notaris kan u dus soms zuur opbreken. U kunt immers zomaar geconfronteerd worden met de gevolgen van nalatigheid door uw notaris.

Bron: Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent, rolnr. 21/2176/A

Mijn mama is dement: wat kon preventief gedaan worden om het lot van haar goederen en de zorg over haar te bepalen?

Het gebeurt jammer genoeg vaak dat personen iets voorhebben waardoor zij naar een toestand van wilsonbekwaamheid evolueren, denk maar bv aan dementie. Een persoon dat wilsonbekwaam is kan zelf geen beslissingen meer nemen omdat hij/zij geen besef heeft over de gevolgen van deze beslissingen. Om deze reden is het belangrijk om deze personen preventief te gaan beschermen. Er zijn drie verschillende manieren: via een buitengerechtelijke bescherming, via een gerechtelijke bescherming of via voorafgaande wilsverklaringen.

Buitengerechtelijke bescherming

Één van de mogelijkheden om de persoon in kwestie te gaan beschermen is via een zorgvolmacht. Hierbij geef je aan één of meerdere personen de bevoegdheid om specifieke of algemene handelingen te stellen over uw vermogen of uw persoon. Er wordt gesproken van een buitengerechtelijke bescherming omdat er hier geen sprake is van een tussenkomst van de rechtbank bij het opstellen van de zorgvolmacht. Wel kan de rechtbank een rol spelen wanneer er zich een probleem rijst met de uitvoering van de zorgvolmacht.

De voorwaarde om een zorgvolmacht op te stellen is dat de lastgever (de persoon die de zorgvolmacht geeft) nog wilsbekwaam is op het moment dat de zorgvolmacht wordt opgesteld. Een voordeel van de zorgvolmacht is dat de lastgever kiest wanneer de volmacht uitwerking krijgt. Het is dus perfect mogelijk om de zorgvolmacht uitwerking te laten krijgen op moment dat de lastgever nog wilsbekwaam is. Daarnaast is het ook belangrijk dat de lastgeving wordt geregistreerd in het Centraal register voor lastgevingen. In de hypothese dat de zorgvolmacht niet geregistreerd is, kan deze geen uitwerking krijgen op het moment dat de lastgever wilsonbekwaam wordt geacht.

In een zorgvolmacht kan je allerlei zaken gaan regelen, zoals deze die betrekking hebben op de goederen als deze die betrekking hebben op de persoon. Denk bij de goederen bijvoorbeeld aan het verhuren van een appartement voor een periode van minder dan 9 jaar (daad van beheer) of het aankopen van een nieuw appartement (daad van beschikking). In de zorgvolmacht kan je dan bepalen dat de woning moet verkocht worden bij de 85e verjaardag van de lastgever. Bij de zaken die betrekking hebben op de persoon kan dit gaan over bijvoorbeeld het toezien of de rechten van de patiënt wel worden geëerbiedigd.

Gerechtelijke bescherming

Er wordt gesproken van een gerechtelijke bescherming omdat hier wél sprake is van de tussenkomst van een rechter. Het is de rechter die de taken van de bewindvoerder bepaalt. Er wordt een bewindvoerder aangesteld die via vertegenwoordiging of bijstand een deel van de taken op zich neemt. Dit wil zeggen dat hij ofwel de beslissingen in de plaats van de persoon zelf neemt (vertegenwoordiging) of hij verleent louter bijstand.

Omdat het gaat over zaken die betrekking hebben over uw goederen of uw persoon, kan het wenselijk zijn om op voorhand een voorkeur te geven over die de bewindvoerder precies moet zijn. Dit gebeurt via een verklaring van voorkeur. De bewindvoerder kan onder andere een familielid of echtgenoot zijn. Doch hoeft dat niet altijd zo te zijn. Deze verklaring moet opgenomen worden in een centraal register dat wordt bijgehouden door de Fednot.

Belangrijk is dat de verklaring van voorkeur geen testament is. Dit wil zeggen dat ze enkel uitwerking heeft tijdens het leven van de te beschermen persoon. Zodra deze persoon overleden is, valt het statuut van bewindvoering weg.

Betreffende de inhoud van de bewindvoering, kunnen deze dezelfde zijn als dat van de zorgvolmacht (zie hiervoor).

Voorafgaande wilsverklaring

Een wilsverklaring is een document waar je zelf aangeeft wat er moet gebeuren wanneer je in een bepaalde toestand terechtkomt waar je jezelf niet meer kan uitdrukken. Deze verklaringen hebben dus slechts uitwerking wanneer je door bijvoorbeeld een ziekte wilsonbekwaam wordt.

Het is mogelijk om een voorafgaande negatieve wilsverklaring te maken waarbij je op voorhand nauwkeurig aangeeft dat je in geval van onherroepelijke wilsonbekwaamheid alle of bepaalde medische onderzoeken en/of behandelingen niet wenst te krijgen. De arts van deze persoon is dan ook verplicht om je wensen hierover te eerbiedigen.

Daarnaast heb je ook de voorafgaande wilsverklaring euthanasie die enkel geldt wanneer je in een onomkeerbare comateuze toestand zou verkeren. Hierbij gelden tal van voorwaarden zoals bv het ondertekenen van de wilsverklaring door twee getuigen. Belangrijk hierbij is dat de arts niet verplicht is om deze verklaring te volgen. Hij kan dus weigeren om euthanasie uit te voeren.

Indien u meer informatie wilt omtrent dit onderwerp, aarzel niet om ons te contacteren.

Bron: notaris.be

Het nieuwe goederenrecht: wijzigingen aan het recht van vruchtgebruik en afgeleide rechten

Op 1 september 2021 trad het nieuwe goederenrecht in werking in ons land. De nieuwe wetgeving brengt veranderingen aan op verscheidene punten. Zo wordt ook het recht van vruchtgebruik en diens afgeleide rechten (recht van bewoning en recht van gebruik) grondig hervormd.

Het recht van vruchtgebruik en het recht van bewoning zijn zakelijke rechten die vandaag veelvuldig worden gebruikt in het kader van vermogensplanning.

Hieronder lichten wij de belangrijkste wijzingen aan deze rechten toe.

Het vruchtgebruik

Het recht van vruchtgebruik is het recht om een goed waarvan iemand anders eigenaar is (nl. de blote eigenaar), te gebruiken en de vruchten ervan te ontvangen.

De blote eigendom en het vruchtgebruik vormen samen de ‘volle eigendom’. De volle eigenaar kan beschikken over het goed, nl. het verkopen, vernietigen, …

Vruchtgebruik is steeds tijdelijk. Het verloopt na een bepaalde termijn of doordat de vruchtgebruiker sterft. Bij rechtspersonen kon het vruchtgebruik voorheen slechts voor een termijn van 30 jaar bestaan, onder het nieuwe goederenrecht wordt deze termijn verlengd tot 99 jaar.

De nieuwe wetgeving verduidelijk het verschil tussen ‘opbrengsten’ en ‘vruchten’ van een goed:

    • ‘Vruchten’ komen toe aan de vruchtgebruiker en dit betreft alles wat het goed periodiek voortbrengt, zonder in te teren op de kapitaalwaarde (bv. dividenden, huurinkomsten, …).
    • ‘Opbrengsten’ komen toe aan de blote eigenaar en dit betreft een alles wat goed voortbrengt waarbij er wordt ingeteerd op de kapitaalswaarde van het goed.

Dit onderscheid lijkt op het eerste zicht duidelijk, doch in de praktijk blijkt dit niet steeds het geval.

Het recht van bewoning

Het recht van bewoning is een zakelijk en tijdelijk recht op grond waarvan de titularis iemands anders huis mag bewonen in de mate dat dit noodzakelijk is voor hem en zijn gezin.

Onder het nieuwe goederenrecht wordt het recht van bewoning geïntegreerd in het regime van het vruchtgebruik.

Het nieuwe artikel 3.138 BW bepaalt dat het recht van bewoning, behoudens tegenbewijs, wordt vermoed een onoverdraagbaar recht van vruchtgebruik te zijn dat beperkt is tot wat als woning noodzakelijk is voor hem en zijn gezin.

Daarnaast verdwijnt de onbeslagbaarheid van de gezinswoning. Wie zijn recht van bewoning wil beschermen en onbeslagbaar wil maken, dient dit via andere wegen te doen zoals bijvoorbeeld de verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning.

Het recht van gebruik

Het recht van gebruik is een zakelijk recht op grond waarvan de titularis ervan iemand anders goed mag gebruiken en de vruchten ervan innen.

In het nieuwe goederenrecht wordt het recht van gebruik niet meer vernoemd, het verdwijnt volledig. De wetgever wijst erop dat als men onder het nieuwe goederenrecht een recht van gebruik wil verlenen aan iemand, dat men moet terugvallen op de persoonlijke rechten zoals bruikleen en huur.

Voor meer informatie, contacteer gerust de advocaten van ESKA LAW.

Bron:

 

Onderhoud en herstelling bij vruchtgebruik volgens het nieuwe goederenrecht

Sinds 1 september 2021 zijn de nieuwe regels van het Belgische goederenrecht in werking getreden. Hiermee werden onder andere de regels met betrekking tot het vruchtgebruik gewijzigd.

Een vruchtgebruik kan beperkt zijn in tijd of kan levenslang zijn. Het vruchtgebruik dat in hoofde van een vennootschap werd gevestigd, kon vroeger maximaal 30 jaar duren. De nieuwe regels bepalen echter dat het vruchtgebruik maximaal 99 jaar kan duren. Indien het vruchtgebruik voor een kortere termijn is gevestigd, kan het tot maximaal 99 jaar verlengd worden. Dit geldt ook voor vennootschappen, het vruchtgebruik hoeft dus in hoofde van een vennootschap niet langer tot 30 jaar beperkt te worden.

Vervolgens voorzien de nieuwe regels dat zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar het einde van het vruchtgebruik kunnen “forceren” door de omzetting van het vruchtgebruik te vragen:

    • in volle eigendom van (een deel van) de goederen waarop het vruchtgebruik gevestigd is;
    • in een geldsom;
    • in een gewaarborgde en geïndexeerde rente.

Deze mogelijkheid bestond vroeger ook al, maar wordt nu concreter uitgewerkt met de nieuwe regels van het goederenrecht. De omzetting kan op ieder ogenblik gevraagd worden. De vruchtgebruiker en de blote eigenaar zullen hiervoor een overeenkomst moeten sluiten waarbij de correcte waarde van het vruchtgebruik moet worden bepaald. Indien er hieromtrent geen overeenstemming tussen de partijen kan worden gevonden, zal de rechtbank hierover moeten beslissen.

Met betrekking tot de kosten moet er een onderscheid worden gemaakt tussen onderhoudswerken en grove herstellingen. Onder de oude regels vielen onderhoudswerken traditioneel ten laste van de vruchtgebruiker en de grove herstellingen ten laste van de blote eigenaar.

Onderhoudswerken zijn herstellingen die nodig zijn om de waarde van het goed waarop het vruchtgebrek rust, te vrijwaren. Deze werken hebben tot doel om het gebruiksgenot van de vruchtgebruiker te behouden. Om deze reden moet de vruchtgebruiker instaan voor schilderwerken, vernis- en lakwerken, het ruimen van putten, het herstellen en onderhouden van parketvloeren, plafonds, trappen, liften, daken en schoorstenen, etc. Concreet gezien zijn onderhoudswerken alles wat geen grove herstellingen zijn.

Grove herstellingen zijn herstellingen die tot doel hebben om het kapitaal, dus het pand zelf, in stand te houden. Het gaat hier over herstellingen van zware muren en gewelven, het vernieuwen van balken, hele daken, steun en afsluitingsmuren, de installatie en vernieuwing van de elektriciteit en sanitaire installaties, etc.

In tegenstelling tot vroeger geeft het nieuwe goederenrecht nu duidelijker aan wat grove herstellingen net zijn. Artikel 3.154 BW bepaalt dat dit herstellingen zijn die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan.

De onderhoudsherstellingen blijven dus ten laste van de vruchtgebruiker maar voor grove herstellingen komt er echter een nieuwe regeling. De blote eigenaar moet de herstellingen laten uitvoeren, in overleg met de vruchtgebruiker. De blote eigenaar moet niet meebetalen voor herstellingen die nodig zijn aan gebouwen die de vruchtgebruiker zelf heeft opgericht of voor herstellingen die uitsluitend aan de vruchtgebruiker te wijten zijn. De blote eigenaar kan daarenboven ook eisen dat de vruchtgebruiker proportioneel meebetaalt voor de kosten van de grove herstellingen, in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik tegenover de waarde van de volle eigendom.

De blote eigenaar kan nu ook gemakkelijker nagaan of de vruchtgebruiker zijn verplichtingen (zoals het uitvoeren van herstellingen) voldoende nakomt. Hij kan dit doen via een verplichte plaatsbeschrijving en een bezoekrecht. Daarenboven is de vruchtgebruiker nu verplicht om het goed te verzekeren tegen brand- en stormschade.

Onder het nieuwe goederenrecht is er tevens op het einde van het vruchtgebruik een vergoeding aan de vruchtgebruiker verschuldigd voor de aangebrachte verbouwingen en beplantingen. Op basis van de oude wetgeving was er namelijk geen algemene vergoedingsregeling van toepassing.

De nieuwe regels met betrekking tot het vruchtgebruik zijn op 1 september in werking getreden. Ze zijn dus van toepassing op alle vruchtgebruiken die vanaf die datum zijn ontstaan. Voor vruchtgebruiken die voor die datum zijn ontstaan gelden de oude regels echter nog steeds.

Wenst u meer te weten over het vruchtgebruik volgens het nieuwe goederenrecht, aarzel dan niet om ons te contacteren.

BRON: https://www.notaris.be/wonen/actueel/je-erft-het-vruchtgebruik-van-een-woning-welke-herstellingen-moet-je-uitvoeren-en-betalen

(Groot)ouders en de erfenis voor hun (stief) kinderen en kleinkinderen

De (groot)ouders en hun (stief)kinderen

Indien u al een dagje ouder bent, dan zal u waarschijnlijk al nagedacht hebben over wat er met uw nalatenschap dient te gebeuren.

Heeft u kinderen, dan zullen deze uw reservataire erfgenamen uitmaken en allen samen recht hebben op de helft van uw nalatenschap.

Op dit deel van de nalatenschap zullen uw kinderen in de erfbelasting belast worden in de tarieven in rechte lijn:

      • 01 euro tot en met 50.000,00 euro: 3%
      • 000,01 euro tot en met 250.000,00 euro: 9%
      • Vanaf 250.000,01 euro: 27%

Bent u hertrouwd of heeft u een nieuwe partner die zelf ook kinderen uit een vorige relatie heeft en die u aanziet als uw eigen kinderen, dan kan u uw stiefkinderen ook begunstigen in uw nalatenschap.

Let wel, aangezien er geen wettelijke familiale band bestaat tussen u en uw stiefkinderen, zullen uw stiefkinderen geen reservataire erfgenamen uitmaken en kan u hen enkel via testament het beschikbaar deel van uw nalatenschap toekennen.

Was u tot moment van uw overlijden getrouwd, wettelijk samenwonend of minstens 1 jaar feitelijk samenwonend met uw nieuwe partner, dan zullen uw stiefkinderen kunnen genieten van de tarieven in rechte lijn voor de berekening van de erfbelasting.

Opgelet, komt uw partner eerst te overlijden, dan zal op moment van uw later overlijden niet meer aan de voorwaarden voldaan zijn opdat uw stiefkinderen, die u heeft begunstigd via uw testament, van de gunstige tarieven in rechte lijn kunnen genieten. Uw stiefkinderen zullen bij uw later overlijden behandeld worden als een derde en belast worden in de hoogste tarieven:

      • 01 euro tot en met 35.000,00 euro: 25%
      • 000,01 euro tot en met 75.000,00 euro: 45%
      • Vanaf 75.000,01 euro: 55%

Wilt u zekerheid dat uw stiefkinderen bij uw (later) overlijden gelijk worden behandeld zoals uw kinderen, dan kan u ervoor opteren om uw stiefkinderen te adopteren. Via een gewone adoptie, waarbij de banden met de oorspronkelijke familie niet worden doorbroken, zullen uw stiefkinderen aanzien worden als gezamenlijke kinderen en kunnen zij mee genieten van de erfrechten als kinderen.

De grootouders en hun kleinkinderen

Daarnaast zien we vaak dat grootouders hun kleinkinderen willen begunstigen bij hun erfenis. De kinderen zelf zijn vaak al ouder en financieel krachtiger en hebben de erfenis niet meer nodig terwijl de kinderen het financiële duwtje in de rug wel kunnen gebruiken.

Evenwel zijn uw kleinkinderen geen reservataire erfgenamen terwijl uw kinderen dit wel zijn. Uw kleinkinderen zullen aldus niet automatisch recht hebben op een deel van uw erfenis indien uw kinderen nog in leven zijn.

U zal uw kleinkinderen dus moeten opnemen in uw testament. Let wel, u kan uw kleinkinderen enkel het beschikbaar deel nalaten.

Uw kleinkinderen zullen hierbij in de erfbelasting belast zullen worden in de tarieven in rechte lijn.

      • 01 euro tot en met 50.000,00 euro: 3%
      • 000,01 euro tot en met 250.000,00 euro: 9%
      • Vanaf 250.000,01 euro: 27%

Heeft u stiefkleinkinderen, dan zal u deze eveneens moeten opnemen in uw testament en hen enkel ten belope van het beschikbaar deel kunnen begunstigen.

Aangezien u wettelijk geen familiale band heeft met uw stiefkinderen, zullen zij belast worden in de hoogste schijven van de erfbelasting tot 55%.

Heeft u uw stiefkind (de ouder van uw stiefkleinkind) geadopteerd, dan zal uw stiefkleinkind ook kunnen genieten van de gunstige tarieven in rechte lijn.

Wenst u hierover meer informatie, aarzel dan niet om ons te contacteren.

Het erfrecht bij stiefouderadoptie van een meerderjarige

Eerst en vooral is het niet onbelangrijk om te vermelden dat de wet niet altijd een automatisch erfrecht regelt. De wet voorziet namelijk enkel een erfrecht voor kinderen bij wie de juridische afstammingsband vaststaat.

Tussen plusouders en pluskinderen is dit niet het geval, bijgevolg voorziet de wet geen erfrecht voor pluskinderen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen pluskinderen echter wel genieten van dezelfde erf- en schenkingstarieven die van toepassing zijn op een natuurlijk kind. Sinds 1 september 2018 is het mogelijk dat ouders een familiaal pact sluiten met hun kinderen (waaronder ook pluskinderen). In dit familiaal pact worden de genoten voordelen en schenkingen tussen de kinderen met elkaar vergeleken. Ouders en hun (plus)kinderen komen hier overeen dat alle door de (plus)kinderen genoten voordelen al dan niet evenwichtig zijn ten opzichte van elkaar. Indien nodig kan dit worden bijgestuurd. Daarenboven kunnen de kinderen onderling, of apart, een punctuele erfovereenkomst sluiten over een aspect van een welbepaalde schenking. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat één of meerdere kinderen afspreken dat hun erfrechtelijk reserve mag aangetast worden in het voordeel van hun stiefbroer of stiefzus.

Pluskinderen erven nooit automatisch. Indien de ouders wensen om hun pluskinderen te begunstigen dient hiervoor een regeling te worden getroffen. In het Vlaams Gewest is het zo dat de pluskinderen van de laagste tarieven genieten indien de ouders gehuwd waren, wettelijk samenwoonden of feitelijk samenwoonden. Ingeval van een feitelijke samenwoning volstaat het dat ouders minstens gedurende één jaar een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. Deze regels zijn van toepassing, ongeacht of de verkrijging plaatsvindt voor of na het overlijden van de partner.

Indien er sprake is van adoptieouders bestaat er wel een juridische afstammingsband. Hierbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen gewone adoptie en volle adoptie.

Bij gewone adoptie zal de stiefouder het ouderlijk gezag krijgen over het kind. De banden met de oorspronkelijke familie worden echter niet verbroken. Dit betekent dat de geadopteerde zowel kan erven van de stiefouder die hem/haar heeft geadopteerd als van zijn oorspronkelijke familie. Er ontstaat echter geen verwantschapsband tussen de geadopteerde en de verwanten van de adoptant.

Bij volle adoptie behoort het kind niet langer tot zijn/haar oorspronkelijke familie. De banden met de biologische en juridische familie wordt volledig verbroken. De stiefouder neemt hier de plaats in van de biologische ouder. Hier ontstaat er wel een verwantschapsband tussen de geadopteerde en de familieleden van de adoptant. Deze vorm van adoptie kan enkel worden toegepast bij minderjarige kinderen en is bijgevolg niet van toepassing op meerderjarige pluskinderen.

Adoptie heeft ingrijpende gevolgen op het vlak van erfrecht. Bij gewone adoptie behouden de geadopteerde en zijn afstammelingen alle erfrechten die van toepassing zijn in de oorspronkelijke familie. Zoals elke erfgenaam zullen zij blijven erven in de oorspronkelijke familie. Daarnaast zullen de geadopteerde en zijn afstammelingen ook kunnen erven van de adoptant. Doordat er bij gewone adoptie geen band met de familieleden van de adoptanten wordt gecreëerd, zullen de geadopteerde meerderjarigen echter niet kunnen erven van de familieleden van hun adoptant.

De procedure tot gewone adoptie dient te worden ingeleid via een eenzijdig verzoekschrift bij de familierechtbank. Vervolgens wordt er een onderzoek gestart door het openbaar ministerie waarbij de nodige adviezen worden ingewonnen van de vader en moeder van de geadopteerde, de mogelijke kinderen van de adoptant en geadopteerde met een leeftijd van minstens twaalf jaar en de personen die toestemming dienen te geven maar hier niet toe bereid zijn. Op de zitting zal de familierechtbank alle nodige personen horen. In dat opzicht is het niet onbelangrijk om te vermelden dat de biologische ouders van de geadopteerde het recht hebben om gehoord te worden. Na uitspraak wordt het vonnis overgemaakt aan de gemeente met oog op overschrijving in de registers van de burgerlijke stand.

Wenst u meer te weten over het adopteren van meerderjarige pluskinderen en de bijhorende procedure, aarzel dan niet om ons te contacteren.

BRON: https://www.notaris.be/nieuws-pers/detail/als-niet-biologische-ouder-nalaten-wat-zegt-de-wet

ERFBELASTING: 0% tarief voor legaten aan een goed doel die wordt gekozen door een natuurlijk persoon aangeduid bij testament

Aanvraag

Aan VLABEL werd een ontwerp van een testament voorgelegd waarin de nalatenschap door de testator in eerste instantie wordt gelegateerd aan zijn moeder als algemene legataris.

Ingeval zijn moeder op moment van het overlijden van de testator reeds is vooroverleden, zal de nalatenschap van de testator toekomen aan:

Enerzijds een VZW die bij naam in het testament wordt aangeduid en anderzijds 4 goede doelen die aan te duiden zijn door 4 natuurlijke personen die in het testament bij naam worden genoemd.

In het testament wordt verduidelijkt dat de goede doelen wel tot een welbepaalde sociale sector dienen te behoren. Deze goede doelen worden in het testament aangeduid als algemene legatarissen.

Volgens de testator hebben deze 4 natuurlijke personen de nodige expertise om een goed doel aan te duiden en acht hij hen aldus beter in staat om een goed doel aan te duiden.

Aan VLABEL wordt de vraag gesteld op welke wijze deze legaten zullen belast worden in de erfbelasting: aan het 0% tarief (artikel 2.7.4.2.1, eerste lid VCF) of aan het tarief in hoofde van de natuurlijke personen (artikel 2.7.4.1.1. VCF)?

De testator zelf is van mening dat het 0% tarief van toepassing zal zijn aangezien de goede doelen de eigenlijke legatarissen zullen uitmaken en niet de natuurlijke personen die de goede doelen zullen aanduiden. De natuurlijke personen zelf zullen namelijk geen legaat ontvangen en worden niet aanzien als begunstigde van de nalatenschap.

Beslissing Vlabel

Vlabel stelt dat het 0% tarief zal worden toegepast indien de algemene legatarissen behoren tot één van de categorieën van begunstigden, als vermeld in artikel 2.7.4.2.1, eerste lid VCF.

Volgens Vlabel zal artikel 2.7.4.2.1 VCF aldus dus van toepassing zijn op de legaten die toekomen aan de goede doelen.

Tot slot stelde Vlabel eveneens dat in de hypothese dat de testator heeft voorzien dat de natuurlijke personen een vergoeding krijgen om de testamentaire beschikkingen uit te voeren, deze vergoeding wordt beschouwd als een legaat als ze meer dan 5% van de waarde van de beheerde (roerende) goederen bedraagt. In dat geval zal de vergoeding worden belast in hoofde van de natuurlijke personen.

Bedraagt de vergoeding niet meer dan 5% van de waarde van de beheerde goederen, dan wordt de vergoeding niet beschouwd als een legaat.

Wenst u hierover meer informatie, aarzel dan niet om ons te contacteren.

 Bron: Voorafgaande beslissing nr. 21064 d.d. 11.10.2021 https://belastingen.vlaanderen.be/vb-21064-legaat-met-keuzeverlening

Schenking met een last ten voordele van de schenker: wordt dit door VLABEL gekwalificeerd als een verkoop of schenking?

Aan VLABEL werd de vraag gesteld of een voorgenomen schenking van een onroerend goed, onder last opgelegd aan de begiftigde van de schenking om een geldsom te betalen aan de schenker, in haar geheel wordt gekwalificeerd als een schenking en niet als een verkoop.

De voorgenomen verrichting

De voorgenomen verrichting betreft een schenking van de vader van alle goederen behorende tot de familiale onderneming aan zijn drie kinderen als volgt:

    • Aan de zoon: de volle eigendom van het woonhuis en de hoevegebouwen en de blote eigendom van de grond rond de hoeve
    • Aan de beide dochters in onverdeeldheid: de blote eigendom van andere landbouwgronden

Voor deze goederen, met uitzondering van het woonhuis, werd verzocht om de vrijstelling van de schenkbelasting (artikel 2.8.6.0.3, § 1 VCF).

Deze schenkingen worden uitgevoerd als voorschot op erfenis en maken een punctuele erfovereenkomst uit waarbij de waarde van de geschonken goederen wordt vastgelegd en waarbij bepaald wordt dat de inbreng van de schenkingen in de nalatenschap van de schenker dienen te gebeuren volgens de waarde van de volle eigendom op dag van de schenking, te indexeren tot de dag van het overlijden.

Aan deze schenking wordt eveneens een last gekoppeld waarbij bepaald wordt dat bij het verlijden van de schenkingsakte, de zoon aan zijn vader een bedrag moet betalen dat zal aangewend worden voor de aflossing van de nog lopende hypothecaire kredieten op naam van de schenker.

De vestiging van deze last is ingegeven vanuit de wens van de partijen om de leningslast in hoofde van de vader te beëindigen om de nieuwe eigenaren toe te laten een krediet aan te gaan.

Beslissing VLABEL

Vlabel stelt dat in geval van een schenking met last moet worden uitgemaakt of de overeenkomst nog wel de aard van een schenking heeft dan wel dient gekwalificeerd te worden als een rechtshandeling onder bezwarende titel.

Volgens Vlabel belet de last niet dat de overeenkomst in haar geheel een gift is, wanneer de waarde van de last lager is dan die van de geschonken goederen, zodat de verrichting voor de begiftigde nog een voordeel oplevert.

Uit de gegevens van de aanvraag blijkt volgens Vlabel dat de schenking de hoofdbegiftigde een substantieel voordeel oplevert.

De hoofdbegiftigde moet namelijk aan de schenker een bedrag betalen dat zal aangewend worden om hypothecaire kredieten op naam van de schenker af te lossen zodat de bedrijfsactiva voor vrij en onbelast kunnen worden geschonken.

Noch de last, noch het krediet dat door de hoofdbegiftigde moet worden aangegaan om het landbouwbedrijf over te nemen beletten volgens Vlabel dat er sprake zou zijn van een schenking.

Vlabel stelt dat hieruit blijkt dat duidelijk sprake is van een begiftigingsinzicht bij de schenker en dat de voorgenomen verrichting als schenking kan worden gekwalificeerd.

Bron: Voorafgaande beslissing nr. 21003 d.d. 18.01.2021 Vlabel https://belastingen.vlaanderen.be/vb-21003-schenking-met-grote-last-tvv-de-schenker

Je zaak voordelig nalaten aan jouw kinderen, hoe doe je dat?

Stel, u hebt jarenlang een mooie zaak opgebouwd die op vandaag heel wat waard is. Op vandaag wenst u liever wat meer van het leven te genieten maar wilt u uw kinderen later niet opzadelen met een hoge erfbelasting op deze zaak die zij zullen erven.

Schenken van uw zaak

Maakt de zaak een familiale onderneming of een familiale vennootschap uit, dan kan u de zaak op vandaag voordelig aan uw kinderen schenken.

De schenking van een familiale onderneming of vennootschap is namelijk op vandaag vrijgesteld in de schenkbelasting.

U leest het inderdaad goed, op de schenking van uw prachtige zaak zullen uw kinderen geen schenkbelasting moeten betalen.

Aan dit voordeel zijn wel enkele voorwaarden verbonden gedurende een termijn van 3 jaar na de schenking.

Zo zal de activiteit van uw zaak gedurende deze 3 jaar ononderbroken moeten verdergezet worden.

Is uw zaak een familiale onderneming, dan zal u tijdens deze termijn de onroerende goederen die u mee heeft geschonken niet hoofdzakelijk mogen bestemmen of aanwenden tot bewoning.

Is uw zaak een familiale vennootschap, dan mag uw vennootschap tijdens deze termijn haar reële economische activiteit niet verliezen en mag het kapitaal of eigen vermogen niet dalen door uitkeringen of terugbetalingen (is dit wel het geval, dan zullen deze belast worden aan de normale tarieven). Daarnaast dient de zetel van de vennootschap gedurende deze termijn in de EER behouden te blijven.

Schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik

Wil u na de schenking van uw zaak nog niet alle controle uit handen geven, dan kan u de zaak schenken onder voorbehoud van vruchtgebruik.

Op deze manier zal enkel de blote eigendom aan de kinderen worden geschonken maar behoudt u de controle en kan u nog steeds genieten van de vruchten die de zaak opbrengt.

Na uw overlijden zal het vruchtgebruik zich voegen bij de blote eigendom waardoor uw kinderen de volle eigendom over uw zaak verkrijgen. Zij zullen in dat geval geen erfbelasting meer verschuldigd zijn.

Wilt u dus op vandaag uw zaak al nalaten aan uw kinderen en hen later niet opzadelen met een zware erfbelasting, maar wilt u zelf nog even de controle behouden, dan opteert u best voor de schenking onder voorbehoud van vruchtgebruik.

Verkoop van uw zaak

Het kan natuurlijk ook voorkomen dat de activiteit van de zaak niet kan voortgezet worden gedurende de verplichte termijn van drie jaar om onder de vrijstelling van de schenkbelasting te vallen doordat bijvoorbeeld u of uw kinderen zelf niet meer in de zaak wensen te werken.

In dat geval kan u de zaak verkopen aan een derde partij. De verkoopprijs die u hiervoor ontvangt kan u vervolgens schenken aan uw kinderen.

Deze schenking kan u uitvoeren middels een bankgift waarvoor geen schenkbelasting of erfbelasting is verschuldigd indien u na de schenking nog drie jaar in leven blijft. Komt u binnen deze termijn te sterven, dan zullen uw kinderen alsnog erfbelasting op deze schenking verschuldigd zijn.

Wilt u liever geen risico nemen, dan kan u ervoor opteren om de schenking notarieel uit te voeren en schenkbelasting te betalen. In dat geval zullen uw kinderen na uw overlijden geen erfbelasting meer verschuldigd zijn.

Wilt u hierover meer informatie of wenst u over te gaan tot een schenking van uw zaak? Aarzel dan niet om ons te contacteren.