DE ZORGVOLMACHT ALS TOOL VOOR VERMOGENSPLANNING

Met een zorgvolmacht kan u zich voorbereiden op de dag dat u niet langer wilsbekwaam bent, bijvoorbeeld door coma of ziekte, en bijgevolg niet meer in staat bent om de handelingen betreffende uw persoon of uw vermogen waar te nemen. Door de opmaak van een zorgvolmacht duidt u één of meerdere lasthebbers aan die vanaf de wilsonbekwaamheid deze taken van u overnemen. Hierbij kan gedacht worden aan het betalen van facturen, het uitvoeren van herbeleggingen of zelfs de verkoop van onroerende goederen.

Het opstellen van een zorgvolmacht kan bijgevolg ook een handig instrument zijn om aan vermogensplanning te doen. Zo kan men anticipatief iemand aanduiden om het vermogen te beheren en aan successieplanning te doen volgens de eigen wensen voor de periode dat u hier zelf niet meer toe in staat zou zijn. Indien u geen zorgvolmacht hebt opgesteld, is het immers onvermijdelijk dat er een tussenkomst van de rechter zal plaatsvinden, die op zijn beurt een bewindvoerder zal aanstellen. De bewindvoerder zal dan beslissen wat de wilsonbekwame persoon wel of niet mag doen met zijn vermogen. Velen onder ons zullen wellicht al een idee hebben over het lot van hun persoonlijk vermogen, bijvoorbeeld welke belegging strategie er gevolgd dient te worden wanneer u tijdelijk niet meer in staat bent om uw wil te uiten (bijvoorbeeld door een comateuze toestand) of eventuele schenkingen die moeten gedaan worden om de vaak hallucinante erfbelasting te vermijden. Vanaf het moment van wilsonbekwaamheid is het immers niet langer mogelijk om zelf nog schenkingen te doen.

Door het opstellen van een zorgvolmacht zet u de tussenkomst van een bewindvoerder buitenspel en bepaalt u bijgevolg anticipatief zelf over het lot van uw vermogen. Belangrijk hierbij is dat u dit tijdig doet. Vanaf het moment van wilsonbekwaamheid is het namelijk niet langer mogelijk om een zorgvolmacht op te stellen. Het is eveneens belangrijk dat u de modaliteiten van de schenkingen duidelijk specifieert en wie u aanduidt als lasthebber. Als u één van uw kinderen belast met de taak om schenkingen te doen, moet er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met het feit dat dit kind geen schenkingen aan zichzelf kan doen. Om zulke situaties het hoofd te bieden, kan men er ook voor opteren om een lasthebber ad hoc aan te duiden in de zorgvolmacht. Deze persoon kan dan in plaats van de lasthebber optreden wanneer er tegenstrijdige belangen zijn tussen lastgever en lasthebber.

De zorgvolmacht in het kader van vermogensplanning kent echter ook beperkingen. Zo is het bijvoorbeeld niet mogelijk om een lasthebber aan te duiden voor het opstellen van een testament. Strikt persoonlijke handelingen zijn immers uitgesloten uit het toepassingsgebied. Andere voorbeelden hiervan zijn het uitoefenen van de stemrechten of de aanvraag tot euthanasie.

Indien u een zorgvolmacht wenst op te stellen, of verdere vragen hebt hieromtrent, aarzel dan zeker niet om ons te contacteren.

Clausule Valkeniers bij een nieuw huwelijk: ter bescherming van uw kind(eren)

Het gebeurt wel vaker dat ouders opnieuw trouwen na een scheiding. Doch kunnen kinderen zich daartegen verzetten omdat zij schrik hebben dat hun erfrecht bedreigd zal zijn. Volgens het wettelijk erfrecht heeft de huwelijkspartner het volledige vruchtgebruik op de ganse nalatenschap. Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige kinderen hier niet blij mee zijn. Om conflicten binnen het gezin te gaan vermijden, kan het belangrijk zijn om de zogenaamde Valkeniers Clausule te voegen in een huwelijkscontract.

De Clausule Valkeniers is er om de erfrechten van de kinderen uit een eerste relatie te waarborgen ten opzichte van het erfrecht van de nieuwe huwelijkspartner. Opdat zo’n clausule gevoegd kan worden in een huwelijkscontract moeten er bepaalde voorwaarden voldaan zijn. Als eerste is het natuurlijk belangrijk dat het koppel getrouwd is of van plan is om te trouwen. Zonder een huwelijk kan men ook geen huwelijkscontract opstellen. Als tweede moet de clausule gevoegd worden aan het huwelijkscontract of aan een wijzigingsakte. Een wijzigingsakte is er ter wijziging van een bestaand huwelijkscontract. Als derde moet minstens één van de partners minstens één kind uit een vorige relatie hebben. De clausule is er namelijk om de kinderen meer te gaan beschermen.

Het gevolg van zo’n clausule is dat het wettelijk erfrecht van de huwelijkspartner, namelijk het vruchtgebruik op de ganse nalatenschap, in onderling akkoord wordt verminderd en dit ten gunste van de kinderen van de erflater. Men kan hier zeer ver in gaan. Zo kan men bijvoorbeeld volledig afstand doen van de erfrechten van de huwelijkspartner in elkaars nalatenschap, of ze kunnen het slechts gedeeltelijk gaan beperken. He is perfect mogelijk om de huwelijkspartner enkel het recht van bewoning te geven. Het recht van bewoning in casu is een zakelijk en tijdelijk recht waarbij de titularis van het recht (de huwelijkspartner van de ouder die kinderen heeft) het huis van de andere huwelijkspartner (de ouder) mag bewonen. Het voordeel voor de kinderen bestaat hierin dat de huwelijkspartner niet het recht heeft om de woning te verhuren of de huurinkomsten te innen, wat wel het geval is bij het vruchtgebruik.

Indien u meer informatie wilt omtrent dit onderwerp, aarzel niet om ons te contacteren.

Bron: notaris.be infofiche

Het huwelijksvermogensrecht: feitelijke vermoedens

 

Op 17 maart 2022 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over het bewijs door middel van feitelijke vermoedens in het huwelijksvermogensrecht.

Het bestreden arrest van het hof van beroep

Partijen huwden onder het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen. Na 12 jaar kwam er een einde aan het huwelijk. Partijen gingen over tot een echtscheiding, waarna de huwgemeenschap diende vereffend en verdeeld te worden.

In casu was er discussie of mevrouw X al dan niet beschikte over een vordering tot vergoeding op het gemeenschappelijk vermogen.

Mevrouw X had tijdens het huwelijk immers gelden ontvangen uit de nalatenschap van haar vader en had deze gelden aangewend voor de aankoop van een appartement in Spanje.

Mevrouw X had ook eigen gelden ontvangen uit de verkoop van een eigen onroerend goed tijdens het huwelijk. Deze gelden waren tijdens het huwelijk gestort op een bankrekening waarvan enkel zij titularis was, maar die gebruikt werd voor gemeenschappelijke doeleinden.

Het principe luidt dat de echtgenoot die een vergoeding vordert ten aanzien van het gemeenschappelijk vermogen moet bewijzen dat zijn of haar eigen gelden in het gemeenschappelijk vermogen zijn terechtgekomen door aan te tonen dat er vermenging is opgetreden tussen de eigen gelden en de gemeenschapsgelden.

Het loutere feit dat tijdens het huwelijk eigen gelden zijn terechtgekomen op een bankrekening op naam van één van de echtgenoten, waarop het wettelijke vermoeden van gemeenschap van toepassing is, volstaat in principe niet.

De vermenging van de eigen gelden met gemeenschapsgelden moet immers onomkeerbaar zijn als gevolg van bewerkingen op de bankrekening zodat de eigen gelden niet langer individualiseerbaar zijn. Zo komt vast te staan dat de eigen gelden effectief in het gemeenschappelijk vermogen zijn terechtgekomen.

Het bewijs van deze ‘onomkeerbare vermenging’ van eigen gelden met gemeenschapsgelden kan worden verstrekt door middel van feitelijke vermoedens.

Feitelijke vermoedens zijn gevolgtrekkingen die de rechter, onder de voorwaarden van de artikelen 8.1, 9° en 8.29 Burgerlijk Wetboek, uit een bekend feit kan afleiden om te besluiten tot een onbekend feit.

De rechter mag uiteraard het begrip ‘feitelijk vermoeden’ niet miskennen of denatureren, d.w.z. dat hij aan de door hem vastgestelde feiten geen gevolgen mag verbinden die op grond van de feiten niet kunnen worden verantwoord.

Zowel de eerste rechter als de appelrechter oordeelden dat er sprake was van een onomkeerbare vermenging tussen de eigen gelden en de gemeenschapsgelden omdat op dezelfde bankrekening als deze waarop de eigen gelden werden gestort, ook het loon van mevrouw X werd betaald en er met deze bankrekening gemeenschappelijke kosten werden betaald. De eigen gelden waren op deze manier niet meer individualiseerbaar.

De huwgemeenschap was aldus volgens de eerste rechter en de appelrechter een vergoeding verschuldigd aan mevrouw X.

Meneer Y was het hier niet mee eens en voerde aan dat de rechter uit deze feiten niet kon afleiden dat de bedragen die mevrouw X vorderde, waren vermengd. Volgens meneer Y was er sprake van miskenning van het begrip ‘feitelijk vermoeden’.

Redenering Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie verwierp het cassatieberoep en stelde dat de appelrechter het rechtsbegrip ‘feitelijk vermoeden’ niet had miskend. Volgens het Hof van Cassatie oordeelde de appelrechter terecht dat het ging om een onomkeerbare vermenging tussen de eigen gelden en de gemeenschapsgelden. Uit deze vermenging volgt dat de eigen gelden niet meer individualiseerbaar waren waardoor ze effectief tot het gemeenschappelijk vermogen behoorden. Het gemeenschappelijk vermogen was dus een vergoeding verschuldigd aan mevrouw X.

Bron: Cass. 17 maart 2022, AR C.21.0373.N; https://www-stradalex-com.kuleuven.e-bronnen.be/nl/sl_news/document/sl_news_article20220420-4-nl

De alarmbelprocedure in de BV onder het nieuwe WVV

Inmiddels is het nieuwe Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (“WVV”) al even van kracht. Aangezien de kapitaalvereiste voor de oprichting van een BV werd afgeschaft, geldt er sindsdien uiteraard ook een aangepaste alarmbelprocedure.

De alarmbelprocedure houdt in dat wanneer een vennootschap financiële moeilijkheden ondervindt, de bestuurders aan de spreekwoordelijke alarmbel moeten trekken en de algemene vergadering op de hoogte moeten brengen. Het is vervolgens aan de aandeelhouders om te beslissen over het lot van de vennootschap.

Onder het nieuwe WVV is de verantwoordelijkheid van de bestuurders in belangrijke mate gestegen.

Wij lichten uw verplichtingen als bestuurder hieronder toe.

Bestuurders moeten in het bijzonder aandachtig zijn voor 2 financiële knipperlichten:

      • De vaststelling dat het nettoactief van de vennootschap negatief is of dreigt te worden
      • De vaststelling dat de liquiditeitspositie van de vennootschap in het gedrang komt

Op het ogenblik dat één van beide situaties zich voordoet, moet de bestuurder de bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders bijeenroepen en moet deze ook effectief bijeenkomen om te beraadslagen binnen twee maanden.

In de oproeping tot de algemene vergadering moeten de bestuurders al aangeven of zij de ontbinding van de vennootschap, dan wel de continuïteit van de vennootschap voorstellen.

Stelt het bestuursorgaan de continuïteit van de vennootschap voor, dan moet zij op dat ogenblik al in een bijgevoegd bijzonder verslag uiteenzetten welke herstelmaatregelen zij voorstelt om de continuïteit te vrijwaren.

De bestuurders krijgen dus beduidend gewichtigere verantwoordelijkheden onder het nieuwe WVV. Indien één van voorgaande situaties zich voordoet moeten zij meer en sneller dan vroeger concrete acties en maatregelen nemen om de continuïteit te vrijwaren.

De verplichtingen voor de bestuurders ontstaan pas wanneer zij vaststellen dat minstens een van de voorgaande criteria van toepassing is. Dit zal meestal zijn bij de opmaak van de jaarrekening of bij de opmaak van een tussentijdse financiële staat.

Nadat de alarmbelprocedure werd toegepast, is het bestuursorgaan gedurende 12 maanden na de bijeenroeping van de algemene vergadering niet meer verplicht om dezelfde redenen de algemene vergadering opnieuw bijeen te roepen. Na 12 maanden moet de alarmbelprocedure dan wel opnieuw worden toegepast. Anders dan vroeger, geldt er voortaan dus een periodieke jaarlijkse verplichting tot het toepassen van de alarmbelprocedure.

Let wel op, handelt u als bestuurder niet conform deze verplichtingen, dan wordt de door derden geleden schade, behoudens tegenbewijs, geacht uit dit verzuim voort te vloeien.

Als bestuurder dient u dus steeds waakzaam te zijn wanneer u merkt dat uw vennootschap in financieel moeilijk vaarwater terecht komt.

Bent u niet zeker of uw vennootschap in een situatie verkeert waarbij de alarmbelprocedure moet toegepast worden of wenst u hulp bij het opstellen van een bijzonder verslag, aarzel dan niet ons te contacteren.

Een langere termijn van de verdachte periode m.b.t. niet geregistreerde schenkingen in Wallonië

Indien u op vandaag een roerend goed schenkt dan kan u kiezen tussen twee opties:

    • Ofwel laat u de schenking niet-registreren en betaalt u geen schenkbelasting
    • Ofwel laat u de schenking registreren en betaalt u de schenkbelasting van 3%

Toegegeven, een roerend goed schenken zonder hierop schenkbelasting te betalen klinkt als de meest voordelige optie van de twee, maar aan elke medaille is er een keerzijde.

Indien u ervoor kiest om de schenking niet te registeren en dus geen schenkbelasting te betalen, dan zal u als schenker in Vlaanderen nog drie jaar in leven moeten blijven na datum van deze schenking opdat de schenking volledig vrijgesteld zal zijn van belasting. Komt u binnen de drie jaar te overlijden, dan zal de schenkbelasting alsnog moeten betaald worden.

Deze termijn van drie jaar noemt men de “verdachte periode”.

Vlaanderen had in 2019 het idee om de verdachte periode te verlengen van drie jaar naar vier jaar maar uiteindelijk werd deze piste verlaten doordat de “kaasroute” werd gesloten.

In Wallonië wordt ook een verdachte periode toegepast bij niet-geregistreerde schenkingen. Op vandaag is deze termijn gelijkgesteld met Vlaanderen, namelijk drie jaar.

Op 28 oktober 2021 werd echter door de Waalse regering beslist om vanaf 1 januari 2022 de termijn van de verdachte periode te verlengen van drie jaar naar vijf jaar.

Indien de termijn van drie jaar op 1 januari 2022 nog niet is verstreken, dan zal deze automatisch verlengd worden tot vijf jaar.

Wenst u hierover meer informatie of denkt u eraan om over te gaan tot een schenking, aarzel dan niet om ons te contacteren.

Wordt een onroerend  goed, ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere echtgenoot/ echtscheiding, belast? Vlabel schept duidelijkheid.

In de voorafgaande beslissing van 25 oktober 2021 (nr. 21059) heeft Vlabel zich uitgesproken over de vraag of de inbreng van een onroerend goed in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van een andere echtgenoot enerzijds en de echtscheiding anderzijds, wordt belast.

De voorwaarde van de aanvraag strekt er namelijk toe bevestiging te krijgen op de vraag “dat de inbreng bij een akte tot wijziging van het huwelijksstelsel door één van de echtgenoten van een onroerend goed onder de ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de andere echtgenoot enerzijds en onder de ontbindende voorwaarde van ontbinding door echtscheiding anderzijds, geen aanleiding zal geven tot de opeisbaarheid van het verdelingsrecht op grond van artikel 2.10.1.0.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (ingeval van ontbinding door echtscheiding), noch van de erfbelasting op grond van artikel 2.7.1.0.4. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (ingeval van ontbinding door overlijden).”

Situatie en beschrijving van de verrichtingen:

De twee echtgenoten waren gehuwd in 1999 onder het stelsel van scheiding van goederen. Aan dit stelsel werd een intern gemeenschappelijk vermogen toegevoegd en een keuzebeding op grond waarvan de langstlevende echtgenoot bij overlijden van de andere echtgenoot kan kiezen hoe het TIGV wordt verdeeld.

Het echtpaar wenst op vandaag hun huwelijksstelsel te wijzigen waarbij twee onroerende goederen (een appartement en een autostandplaats) in volle eigendom worden ingebracht in het TIGV.

De autostandplaats behoort tot de beide eigen vermogens van de echtgenoten in onverdeeldheid en zal door elk van de echtgenoten, elk voor de onverdeelde helft, in het TIGV worden ingebracht.

Het appartement behoort voor de geheelheid in volle eigendom tot het eigen vermogen van de man en zal door deze echtgenoot worden ingebracht in het TIGV onder de volgende ontbindende voorwaarden:

    • Inbreng onder ontbindende voorwaarde van het huwelijk door echtscheidingDe bedoeling bestaat er namelijk in dat ingeval van echtscheiding, de inbreng retroactief wordt ontbonden waardoor het goed integraal en vrij van lasten zal terugkeren tot het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot en geacht zal worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

      De vervulling van de ontbindende voorwaarde zal aldus geen aanleiding geven tot de opeisbaarheid van het verdelingsrecht.

    • Inbreng onder ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de andere echtgenoteDe bedoeling bestaat er namelijk in dat ingeval van vooroverlijden van zijn echtgenote, de inbreng retroactief wordt ontbonden waardoor het goed integraal en vrij van lasten zal terugkeren tot het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot en geacht zal worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

      De vervulling van de ontbindende voorwaarde zal aldus geen aanleiding geven tot de opeisbaarheid van de erfbelasting.

Beslissing Vlabel

Vlabel beslist hierbij als volgt:

  1. Inbreng in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van de ontbinding van het huwelijk

Vlabel stelt dat zij geen Vlaamse registratiebelasting heft indien het om de vervulling van de ontbindende voorwaarde gaat en verwijst hiervoor naar haar standpunt nr. 15059 van 20 april 2015 waarbij de federale beslissing met nummer R 109, 1°-2°/09-02 werd bevestigd:

“09. – Akte van overdracht. Terugname van ingebrachte onroerende goederen.

“02.- Het in een huwelijkscontract geformuleerd beding dat voorziet dat op de dag van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel door echtscheiding of door overlijden er een terugname zal zijn door de echtgenoot van de goederen die hij heeft ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen, wordt als volgt beschouwd:Bij de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel heeft de echtgenoot het recht om het goed dat hij heeft ingebracht, terug te nemen door de waarde van het goed op het moment van de verdeling aan te rekenen op zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen.

De echtgenoot die de ingebrachte goederen terugneemt handelt als een deelgenoot.

Derhalve zal de akte houdende de terugname een aanwijzende werking hebben en zal het evenredig recht van verdeling opeisbaar zijn.

In het geval waar de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel zich realiseert naar aanleiding van het overlijden, moet de eventuele opleg betaald door de echtgenoot-deelgenoot, terug te vinden zijn in het actief van de nalatenschap van de overleden echtgenoot.

(Beslissing van 4 november 2002,nr. E.E./98.926 die de beslissing van 11 december 1995, nr. E.E./95.140 vervangt).

N.B. Deze beslissing is niet van toepassing in geval van inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen onderworpen aan de ontbindende voorwaarde van vereffening van het huwelijksvermogensstelsel ingevolge echtscheiding of overlijden. Wegens het specifieke fiscaal regime toepasselijk op de ontbindende voorwaarde zal de vervulling ervan immers slechts aanleiding geven tot de heffing van het algemeen vast recht.

(Besl. 25 januari 2005, nr. E.E./98.926)”.

  1. Inbreng in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere (niet-inbrengende) echtgenote

Vlabel oordeelt dat in dit geval er geen erfbelasting zal verschuldigd zijn.

Immers, bij het vooroverlijden van de andere (niet-inbrengende) echtgenote, zal het ingebrachte onroerend goed door de realisatie van de ontbindende voorwaarde terugkeren naar het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot.

Het ingebrachte onroerend goed zal geacht worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

Het ingebrachte onroerend goed verdwijnt aldus uit de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenote waardoor dit onroerend goed niet moet worden aangegeven in de nalatenschap van de echtgenote.

Bron: Voorafgaande beslissing nr. 21059 d.d. 25/10/2021

Huwelijk en vennootschap onlosmakelijk verbonden met elkaar

Het huwelijksstelsel waaronder u getrouwd bent of uw huwelijkscontract spelen vaak een grotere rol dan u zou denken in uw vennootschap.

Partners die gehuwd zijn zonder huwelijkscontract, vallen automatisch onder het wettelijk stelsel. Het wettelijk stelsel is een stelsel van gemeenschap van aanwinsten. Dit houdt in dat er drie vermogens zijn: het eigen vermogen van elke echtgenoot en het gemeenschappelijk vermogen.

Alle goederen die een partner bezit voor het huwelijk en alle goederen verkregen door schenking of erfenis vallen onder diens eigen vermogen. Alle goederen daarentegen die tijdens het huwelijk worden verkregen, zowel beroepsinkomsten als inkomsten uit eigen goederen (bv. huuropbrengsten van een eigen onroerend goed) vallen onder het gemeenschappelijk vermogen.

Er speelt daarnaast een vermoeden dat alle goederen waarvan een echtgenoot niet kan aantonen dat deze eigen zijn, behoren tot het gemeenschappelijk vermogen. Het bewijs dat goederen ‘eigen’ zijn is vaak moeilijk te leveren.

Wanneer u beslissingen neemt binnen uw vennootschap is het belangrijk dat u zich hiervan bewust bent.

Stel, u bent getrouwd onder het wettelijk stelsel en bent tevens bestuurder van een vennootschap.

U erft van uw vader 100.000,00 EUR. Deze 100.000,00 EUR behoort tot uw eigen vermogen.

U beslist om dit geld te lenen aan uw vennootschap.

Er ontstaat een rekening courant van 100.000,00 EUR. De vennootschap betaalt een intrest van 5%. De intresten worden op dezelfde rekening courant van de bestuurder geboekt.

De rekening courant mag dan wel op naam van de bestuurder staan, dit wil niet zeggen dat de tegoeden dat ook zijn indien hij getrouwd is onder het wettelijk stelsel.

Opbrengsten uit eigen goederen vallen immers onder het gemeenschappelijk vermogen. De ontvangen intrest is dus gemeenschappelijk.

Doordat de intresten worden gestort op dezelfde rekening courant van de bestuurder, treedt er vermenging op. Het wettelijk vermoeden dat goederen gemeenschappelijk zijn, speelt dan ten volle. Na jarenlange boekingen en verrichtingen op de rekening courant is het immers niet vanzelfsprekend dat kan worden aangetoond welke goederen eigen zijn en welke niet. Eigen goederen worden hierdoor vaak ongewenst gemeenschappelijk.

Dit probleem kan bijvoorbeeld worden opgelost via een aparte rekening courant waarop de intresten worden gestort.

Het spreekt echter voor zich dat dergelijke situatie zich ook in veel andere gevallen voordoet.

Indien u voorbereid wil zijn en problemen hierover wil vermijden, kan het nuttig zijn u hierover op voorhand te informeren.

De advocaten van Eska Law staan u uiteraard graag te woord!

Toekomstige wijziging Wetboek van vennootschappen en verengingen: de invoering van een mandatendatabank en de mogelijkheid om bepaalde vennootschappen volledig online op te richten

Recent werd een wetsontwerp aangenomen dat het in de toekomst mogelijk zal maken om bepaalde vennootschappen volledige online op te richten.

Dit wetsontwerp voorziet in een (gedeeltelijke) omzetting van de Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht (hierna “Richtlijn 2019/1151”).

In het Wetboek van vennootschappen en verenigingen (WVV) worden op vandaag de gevallen bepaald waarbij beroep moet worden gedaan op een authentieke akte voor de oprichting of een statutenwijzigingen.

Op heden werden de elektronische vorm van de akte en het verlijden van de akte op afstand reeds voorzien als specifieke modaliteiten voor het verlijden van een authentieke akte.

Daarnaast is het op vandaag eveneens mogelijk om de oprichtingsakten en wijzigingsakten, en hun bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad en inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, elektronisch neer te leggen.

Met het wetsontwerp zal ook de mogelijkheid voorzien worden in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen om bepaalde vennootschappen volledig online op te richten zonder dat hiervoor een fysieke verschijning nodig is.

Dit zal onder meer het geval zijn voor de oprichting van een besloten vennootschap waarbij de online oprichting moet afgewikkeld worden binnen de vijf dagen indien gebruik wordt gemaakt van de ter beschikking gestelde modelstatuten of binnen tien dagen in de andere gevallen.

Hieraan gekoppeld zal ook de termijn van de bekendmaking in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad binnen een verkorte termijn moeten gebeuren.

Tot slot zal in de twee paragraaf van artikel 2:7 van het WVV een nieuw lid worden toegevoegd dat het mogelijk maakt om te voorzien in een mandatendatabank. Aan de hand van deze databank zal men eenvoudigweg de vertegenwoordigingsbevoegdheden, alsook elke wijziging of opheffing van bevoegdheden van bestuurders kunnen nagaan.

Bron: Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en van de wet van 16 maart 1803 op het notarisambt en houdende diverse bepalingen ingevolge de omzetting van Richtlijn (EU) 2019/1151 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2017/1132 met betrekking tot het gebruik van digitale instrumenten en processen in het kader van het vennootschapsrecht

(Doc 55 2047/001: https://www.dekamer.be/flwb/pdf/55/2047/55K2047001.pdf)

 

 

Investeringsaftrek vastgoed tijdelijk verhoogd tot 25%

Bent u een onderneming en heeft u plannen om te investeren in vastgoed? Goed nieuws, u geniet de komende twee jaar van een zeer gunstig fiscaal regime!

Het fiscaal voordeel van de investeringsaftrek houdt in dat u een bepaald percentage van de investeringen die u heeft gemaakt gedurende het belastbaar tijdperk, kan aftrekken van de belastbare winst. Het percentage wordt eenmalig toegepast op de aanschaffings-of beleggingswaarde van de goederen.

De algemene eenmalige investeringsaftrek bedroeg vroeger 8%, doch werd in het kader van de coronasteunmaatregelen van de Federale Overheid verhoogd tot 25%. Eind 2020 werd beslist om de verhoogde investeringsaftrek te verlengen voor investeringen gedaan tot eind 2022.

Het voordeel is van toepassing voor eenmanszaken, vrije beroepen en ondernemingen die voldoen aan de definitie van kleine vennootschap of grote vennootschap. Vzw’s zijn uitgesloten van het toepassingsgebied.

Opdat het fiscaal voordeel kan genoten worden moet de investering wel aan enkele voorwaarden voldoen. Zo dient er geïnvesteerd te worden in materiële vaste activa die in nieuwe staat werden opgericht of verkregen. De investering moet verder uitsluitend gebruikt worden voor de beroepsactiviteit én dient over minimaal drie jaar te worden afgeschreven. Leasing komt hiervoor eveneens in aanmerking.

Wenst u een pand aan te kopen met een patrimoniumvennootschap, dan kan deze investering eveneens in aanmerking komen voor het gunstige fiscaal regime. De statuten dienen in dat geval te vermelden dat de economische activiteit van de patrimoniumvennootschap eruit bestaat vastgoed aan te kopen, verkopen en te beheren.

Maakt uw onderneming geen of niet voldoende winst tijdens het belastbaar tijdperk in kwestie, dan kan (het deel van) de niet-verleende vrijstelling, worden overgedragen naar een volgend belastbaar tijdperk.

Bron:

Vermogensplanning met behulp van een ‘beheersvolmacht’

Stel je wenst als ouders aan je kinderen een beleggingsportefeuille te schenken in het kader van een vermogensplanning, doch je wenst zelf de controle te behouden. Wat zijn dan de mogelijkheden? Uiteraard kan het oprichten van een maatschap hier een oplossing bieden, maar een eenvoudiger en goedkoper alternatief bestaat uit het werken met een beheersvolmacht.

Via een beheersvolmacht geeft de eigenaar van een goed (bv. een beleggingsportefeuille) via een lastgevingsovereenkomst, een volmacht aan een derde om dit goed te beheren en er tevens over te beschikken in naam en voor rekening van de eigenaar.

In onze casus hierboven zijn de kinderen via de schenking eigenaar geworden van de beleggingsportefeuille. Zij kennen aan hun ouders, via de beheersvolmacht, de volledige controle over de portefeuille toe. Aan deze volmacht kunnen modaliteiten en voorwaarden verbonden worden om tegemoet te komen aan de wens van de ouders/schenkers om de controle over het vermogen te behouden.

De beleggingsportefeuille zal aldus worden beheerd door de ouders en niet door de kinderen/eigenaars.

Enkele belangrijke elementen waarmee rekening dient te worden gehouden bij de opmaak van de beheersvolmacht zijn de volgende:

    1. Onherroepelijkheid van de volmacht: dit zorgt ervoor dat de volmachtgever voor de tijd van de beheersvolmacht, deze niet kan herroepen (meestal zolang de ouders leven)
    2. Exclusiviteit van de volmacht: dit zorgt ervoor dat de volmachtgever niet meer zelf kan handelen, doch exclusief de volmachtdrager

Indien de volmacht onherroepelijk en exclusief is, zijn de ouders aldus zeker dat zij alleen en niemand anders instructies kunnen geven aan de bank m.b.t. het beheer van de portefeuille en dat de kinderen hierop niet kunnen terugkomen voor de duur afgesproken in de volmacht (meestal tot aan het overlijden van de ouders).

Een beheersvolmacht kan zowel onderhands als notarieel worden opgemaakt.

Van belang is tevens dat de begiftigden de beheersvolmacht vrijwillig aan de schenkers verlenen. In de praktijk wordt er daarom aangeraden om de beheersvolmacht niet als last te koppelen aan de schenking en ook niet te vermelden in een bewijsdocument van de bank. Het is daarentegen aangewezen om enige tijd na de schenking een afzonderlijke lastgevingsovereenkomst te ondertekenen, waaruit duidelijk blijkt dat de begiftigde de beheersvolmacht volledig vrijwillig heeft gegeven.

Let wel, de ouders zullen wel steeds rekening en verantwoording dienen af te leggen aan de kinderen, zoals gebruikelijk bij een volmacht en dient de volmacht beperkt te zijn in tijd (bijvoorbeeld overlijden van de langstlevende schenker).

Gezien aan de maatschap de laatste jaren enorm veel formaliteiten verbonden zijn en de oprichting en werking administratie en kosten met zich meebrengt, vormt de beheersvolmacht een eenvoudiger en goedkoper alternatief.

Heeft u vragen of wenst u hierover meer informatie, dan staan wij u graag te oord!

Bron: