Wordt een onroerend  goed, ingebracht in het toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen (TIGV) onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere echtgenoot/ echtscheiding, belast? Vlabel schept duidelijkheid.

In de voorafgaande beslissing van 25 oktober 2021 (nr. 21059) heeft Vlabel zich uitgesproken over de vraag of de inbreng van een onroerend goed in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van een andere echtgenoot enerzijds en de echtscheiding anderzijds, wordt belast.

De voorwaarde van de aanvraag strekt er namelijk toe bevestiging te krijgen op de vraag “dat de inbreng bij een akte tot wijziging van het huwelijksstelsel door één van de echtgenoten van een onroerend goed onder de ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de andere echtgenoot enerzijds en onder de ontbindende voorwaarde van ontbinding door echtscheiding anderzijds, geen aanleiding zal geven tot de opeisbaarheid van het verdelingsrecht op grond van artikel 2.10.1.0.1. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (ingeval van ontbinding door echtscheiding), noch van de erfbelasting op grond van artikel 2.7.1.0.4. van de Vlaamse Codex Fiscaliteit (ingeval van ontbinding door overlijden).”

Situatie en beschrijving van de verrichtingen:

De twee echtgenoten waren gehuwd in 1999 onder het stelsel van scheiding van goederen. Aan dit stelsel werd een intern gemeenschappelijk vermogen toegevoegd en een keuzebeding op grond waarvan de langstlevende echtgenoot bij overlijden van de andere echtgenoot kan kiezen hoe het TIGV wordt verdeeld.

Het echtpaar wenst op vandaag hun huwelijksstelsel te wijzigen waarbij twee onroerende goederen (een appartement en een autostandplaats) in volle eigendom worden ingebracht in het TIGV.

De autostandplaats behoort tot de beide eigen vermogens van de echtgenoten in onverdeeldheid en zal door elk van de echtgenoten, elk voor de onverdeelde helft, in het TIGV worden ingebracht.

Het appartement behoort voor de geheelheid in volle eigendom tot het eigen vermogen van de man en zal door deze echtgenoot worden ingebracht in het TIGV onder de volgende ontbindende voorwaarden:

    • Inbreng onder ontbindende voorwaarde van het huwelijk door echtscheidingDe bedoeling bestaat er namelijk in dat ingeval van echtscheiding, de inbreng retroactief wordt ontbonden waardoor het goed integraal en vrij van lasten zal terugkeren tot het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot en geacht zal worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

      De vervulling van de ontbindende voorwaarde zal aldus geen aanleiding geven tot de opeisbaarheid van het verdelingsrecht.

    • Inbreng onder ontbindende voorwaarde van vooroverlijden van de andere echtgenoteDe bedoeling bestaat er namelijk in dat ingeval van vooroverlijden van zijn echtgenote, de inbreng retroactief wordt ontbonden waardoor het goed integraal en vrij van lasten zal terugkeren tot het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot en geacht zal worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

      De vervulling van de ontbindende voorwaarde zal aldus geen aanleiding geven tot de opeisbaarheid van de erfbelasting.

Beslissing Vlabel

Vlabel beslist hierbij als volgt:

  1. Inbreng in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van de ontbinding van het huwelijk

Vlabel stelt dat zij geen Vlaamse registratiebelasting heft indien het om de vervulling van de ontbindende voorwaarde gaat en verwijst hiervoor naar haar standpunt nr. 15059 van 20 april 2015 waarbij de federale beslissing met nummer R 109, 1°-2°/09-02 werd bevestigd:

“09. – Akte van overdracht. Terugname van ingebrachte onroerende goederen.

“02.- Het in een huwelijkscontract geformuleerd beding dat voorziet dat op de dag van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel door echtscheiding of door overlijden er een terugname zal zijn door de echtgenoot van de goederen die hij heeft ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen, wordt als volgt beschouwd:Bij de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel heeft de echtgenoot het recht om het goed dat hij heeft ingebracht, terug te nemen door de waarde van het goed op het moment van de verdeling aan te rekenen op zijn aandeel in het gemeenschappelijk vermogen.

De echtgenoot die de ingebrachte goederen terugneemt handelt als een deelgenoot.

Derhalve zal de akte houdende de terugname een aanwijzende werking hebben en zal het evenredig recht van verdeling opeisbaar zijn.

In het geval waar de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel zich realiseert naar aanleiding van het overlijden, moet de eventuele opleg betaald door de echtgenoot-deelgenoot, terug te vinden zijn in het actief van de nalatenschap van de overleden echtgenoot.

(Beslissing van 4 november 2002,nr. E.E./98.926 die de beslissing van 11 december 1995, nr. E.E./95.140 vervangt).

N.B. Deze beslissing is niet van toepassing in geval van inbreng van een onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen onderworpen aan de ontbindende voorwaarde van vereffening van het huwelijksvermogensstelsel ingevolge echtscheiding of overlijden. Wegens het specifieke fiscaal regime toepasselijk op de ontbindende voorwaarde zal de vervulling ervan immers slechts aanleiding geven tot de heffing van het algemeen vast recht.

(Besl. 25 januari 2005, nr. E.E./98.926)”.

  1. Inbreng in het TIGV onder ontbindende voorwaarde van het vooroverlijden van de andere (niet-inbrengende) echtgenote

Vlabel oordeelt dat in dit geval er geen erfbelasting zal verschuldigd zijn.

Immers, bij het vooroverlijden van de andere (niet-inbrengende) echtgenote, zal het ingebrachte onroerend goed door de realisatie van de ontbindende voorwaarde terugkeren naar het eigen vermogen van de inbrengende echtgenoot.

Het ingebrachte onroerend goed zal geacht worden nooit tot het TIGV te hebben behoord.

Het ingebrachte onroerend goed verdwijnt aldus uit de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenote waardoor dit onroerend goed niet moet worden aangegeven in de nalatenschap van de echtgenote.

Bron: Voorafgaande beslissing nr. 21059 d.d. 25/10/2021