Cassatie 9 september 2021: niet lichtzinnig omspringen met de leer van de burenhinder

In een vorige blogpost lichtten wij u reeds in over het nieuwe goederenrecht en de leer van de burenhinder.

In een recent arrest verduidelijkt het Hof van Cassatie dat niet elke omvergevallen boom zomaar abnormale burenhinder uitmaakt.

De feiten ten grondslag aan dit arrest waren de volgende.

Er was een boom omgevallen op het perceel van de eisende partij, die schade had aangericht aan diens perceel. De eisende partij was hier niet mee opgezet en dagvaardde zijn buurman, eigenaar van de boom voor abnormale burenhinder.

Op de dag dat de boom omviel, woedde er echter een hevige storm waardoor er overal in de omgeving aanzienlijke stormschade werd aangericht. Een deskundig verslag toonde aan dat de boom geen tekenen van verrotting of ziekte vertoonde die de boom kwetsbaar maakten voor stormschade.

Toch oordeelde de rechter in beroep dat er sprake was van abnormale burenhinder.

De rechter in beroep stelde dat het volstaat dat de nabuur de bewaarder is van het (onroerend) goed dat aan de basis ligt van de hinder, opdat de schade toerekenbaar is aan de nabuur.

De schade die werd berokkend door de omvergevallen boom, was volgens het Hof van Beroep aldus toerekenbaar aan de nabuur, bewaarder van het perceel waarop de boom stond. Hij werd aldus veroordeeld tot het betalen van een compensatie voor de bovenmatige burenhinder.

Het Hof van Cassatie heeft dit arrest echter vernietigd.

Het Hof van Cassatie oordeelde als volgt:

“Door het bestaan van een bovenmatige burenhinder aan te nemen en de eiser te veroordelen tot het betalen van een compensatie, zonder vast te stellen dat die hinder te wijten is aan een daad, verzuim of gedraging die aan de eiser kan worden toegerekend, verantwoordt de appelrechter zijn beslissing niet naar recht.”

Om iemand te kunnen veroordelen voor bovenmatige burenhinder, moet er volgens het Hof dus steeds een daad, verzuim of gedraging zijn die effectief aan de nabuur kan worden toegerekend.

Bron: