Beding van aanwas m.b.t. een onroerend goed. Let op, niet steeds fiscaal voordelig!

Het beding van aanwas is een clausule in een contract tussen twee personen die samen eigenaar van eenzelfde zaak waarin bepaald wordt dat het aandeel van de eerststervende partij zal toekomen aan de langstlevende. Het aandeel van de ene partij wast als het ware aan bij het aandeel van de andere partij.

Een dergelijk aanwasbeding komt vaak voor bij niet-gehuwde koppels, maar ook bij echtgenoten die gehuwd zijn onder een stelsel van scheiding van goederen of bij stelsel van gemeenschap van goederen m.b.t. de eigen goederen.

Met betrekking tot onroerende goederen, wordt het beding van aanwas belast alsof het om een verkoop zou gaan. Er wordt een verkooprecht van 10% geheven op het deel van dat bij overlijden van de ene partner, naar de andere overgaat.

Of het voorkooprecht lager is dan de te betalen erfbelasting, is afhankelijk van twee belangrijke factoren:

      • de waarde van het onroerend goed
      • of het onroerend goed al dan niet de gezinswoning betreft
    1. de waarde van het onroerend goed

Het te betalen voorkooprecht bij een beding van aanwas, kan hoger liggen dan de erfbelasting maar dit is zeker niet altijd het geval. Dit hangt namelijk sterk af van de waarde van het onroerend goed.

Is het onroerend goed (andere dan de gezinswoning) voor het geheel meer waard dan 500.000,00 EUR, dan is eveneens het aandeel van de overleden partner meer waard dan 250.000,00 EUR en zal de langstlevende op de hoogste schijf wellicht erfbelasting dienen te betalen tot 27%. In dit geval kan het aldus voordeliger zijn i.k.v. een vermogensplanning te werken met een beding van aanwas.

    1. het onroerend goed in kwestie betreft de gezinswoning

Een beding van aanwas is alleszins fiscaal gezien niet interessant als het gaat om de gezamenlijke gezinswoning van twee partners.

Als gehuwden, wettelijk samenwonende partners of feitelijke samenwonenden (indien reeds meer dan 3 jaar) immers bij testament vastleggen dat de langstlevende het aandeel van de eerststervende in de gezinswoning ontvangt, dan dient de langstlevende hierop geen erfbelasting te betalen. Voormelde partners genieten immers een volledige vrijstelling van erfbelasting op de gezinswoning die ze van elkaar erven.

In sommige gevallen kan echter soms wel aangewezen zijn voor de gezinswoning toch een beding van aanwas te voorzien, dan niet fiscaal gezien maar omdat het meer zekerheid biedt ten aanzien van de erfgenamen van de eerststervende. De kinderen kunnen tegen een beding van aanwas immers niets inbrengen (in tegenstelling tot wat het geval is bij een schenking of een legaat). Voor meer zekerheid wenst men soms een fiscaal hogere prijs te betalen.

Indien u vragen heeft of meer informatie wenst hierover, aarzel niet ons te contacteren!

Bron:

CASMAN & A.L. VERBEKE, Vermogensplanning tussen echtgenoten anno 2020, Antwerpen, Intersentia, 2020, p. 71 ev.