Naast uw gezondheid kan het COVID-19 virus ook uw financiële solvabiliteit aantasten.
De opeenvolgende lockdowns en maatregelen leiden voor vele ondernemingen tot financiële problemen waardoor zij niet meer in de mogelijkheid zijn om hun schulden (tijdig) te betalen.
De WCO (afkorting van de wet continuïteit ondernemingen, op vandaag gerechtelijke reorganisatie genoemd) kan in dit geval uw redding zijn.
Gerechtelijke reorganisatie (W.C.O.): doel
Een onderneming die beroep doet op de WCO wordt tijdelijk wettelijk beschermd tegen haar schuldeisers. Op deze manier krijgt u meer financiële ademruimte en kan u de continuïteit van uw activiteiten behouden.
De procedure strekt er namelijk toe de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de onderneming, te het behouden en dit onder toezicht van een rechter (art. XX. 39 WER).
art. XX.39 WER
De procedure van gerechtelijke reorganisatie strekt tot het behouden, onder toezicht van de rechter, van de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de onderneming.
Zij laat toe aan de schuldenaar een opschorting toe te kennen met het oog op:
-
-
-
-
- hetzij het bewerkstelligen van een minnelijk akkoord, overeenkomstig artikel XX.65;
- hetzij het verkrijgen van het akkoord van de schuldeisers over een reorganisatieplan, overeenkomstig de artikelen XX.67 tot XX.83;
- hetzij de overdracht onder gerechtelijk gezag toe te staan, aan een of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de activa of de activiteiten, overeenkomstig de artikelen XX.84 tot XX.96.
-
-
-
Het verzoek mag een eigen doel beogen voor elke activiteit of gedeelte van een activiteit.
Voor de opening van deze procedure dient wel de grondvoorwaarde van de continuïteitsbedreiging te zijn vervuld (art. XX. 45 WER).
Art.. XX.45 WER
-
-
-
- 1. De procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend indien de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn bedreigd is.
- 2. Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, wordt de continuïteit van zijn onderneming in elk geval geacht bedreigd te zijn wanneer de verliezen het netto actief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal.
- 3. De staat van faillissement van de schuldenaar sluit op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan worden geopend of voortgezet.
- 4. Het ontbreken van de in artikel XX.41, § 2, bepaalde stukken sluit niet uit dat toepassing wordt gemaakt van artikel XX.84, § 2.
- 5. Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die minder dan drie jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, kan de procedure van gerechtelijke reorganisatie enkel geopend worden indien ze strekt tot overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten.
-
-
Een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft geen schorsende werking, zoals beschreven in artikel XX.44, indien het uitgaat van een schuldenaar die minder dan zes maanden tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd, tenzij de rechtbank anders bepaalt in een met redenen omklede beslissing.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, mag de nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie niet terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure.
Procedure
De procedure wordt geopend d.m.v. de neerlegging van een verzoekschrift door de onderneming bij de Ondernemingsrechtbank (art. XX. 41, §1 WER).
Het Wetboek Economisch Recht (afgekort WER) voorziet hierbij in drie scenario’s, met name:
-
-
- het minnelijk akkoord (art. XX. 64 WER)
- het collectief akkoord (art. XX. 67 WER)
- en de overdracht onder gerechtelijk gezag aan één of meerdere derden, van het geheel of een gedeelte van de activa of activiteiten (art. XX. 84 WER)
-
Tot realisatie van één van deze scenario’s voorziet het WER in een termijn van opschorting (art. XX. 39, lid 2 WER).
Tijdens een periode van 6 maanden (art. XX. 46, §2 WER ) of maximum 18 maanden bij verlenging (art. XX. 59, §1 en §2 WER) kan de onderneming bescherming krijgen tegen haar schuldeisers en dit met het oog op de realisatie van één van bovenstaande scenario’s.
De schuldeisers kunnen tijdens deze termijn niet overgaan tot tenuitvoerlegging op roerende of onroerende goederen en de onderneming kan tijdens deze periode niet failliet worden verklaard, noch kan ze gerechtelijk worden ontbonden (tenzij op eigen verzoek).
Bij de realisatie van één van bovenstaande scenario’s komt de periode van de opschorting tot een einde.
Benieuwd naar wat we voor u kunnen betekenen? Aarzel dan niet ons te contacteren voor vrijblijvend advies.