Op 1 september 2021 trad het nieuwe goederenrecht in werking in ons land. De nieuwe wetgeving brengt veranderingen aan op verscheidene punten. Zo wordt ook het recht van vruchtgebruik en diens afgeleide rechten (recht van bewoning en recht van gebruik) grondig hervormd.
Het recht van vruchtgebruik en het recht van bewoning zijn zakelijke rechten die vandaag veelvuldig worden gebruikt in het kader van vermogensplanning.
Hieronder lichten wij de belangrijkste wijzingen aan deze rechten toe.
Het vruchtgebruik
Het recht van vruchtgebruik is het recht om een goed waarvan iemand anders eigenaar is (nl. de blote eigenaar), te gebruiken en de vruchten ervan te ontvangen.
De blote eigendom en het vruchtgebruik vormen samen de ‘volle eigendom’. De volle eigenaar kan beschikken over het goed, nl. het verkopen, vernietigen, …
Vruchtgebruik is steeds tijdelijk. Het verloopt na een bepaalde termijn of doordat de vruchtgebruiker sterft. Bij rechtspersonen kon het vruchtgebruik voorheen slechts voor een termijn van 30 jaar bestaan, onder het nieuwe goederenrecht wordt deze termijn verlengd tot 99 jaar.
De nieuwe wetgeving verduidelijk het verschil tussen ‘opbrengsten’ en ‘vruchten’ van een goed:
-
- ‘Vruchten’ komen toe aan de vruchtgebruiker en dit betreft alles wat het goed periodiek voortbrengt, zonder in te teren op de kapitaalwaarde (bv. dividenden, huurinkomsten, …).
- ‘Opbrengsten’ komen toe aan de blote eigenaar en dit betreft een alles wat goed voortbrengt waarbij er wordt ingeteerd op de kapitaalswaarde van het goed.
Dit onderscheid lijkt op het eerste zicht duidelijk, doch in de praktijk blijkt dit niet steeds het geval.
Het recht van bewoning
Het recht van bewoning is een zakelijk en tijdelijk recht op grond waarvan de titularis iemands anders huis mag bewonen in de mate dat dit noodzakelijk is voor hem en zijn gezin.
Onder het nieuwe goederenrecht wordt het recht van bewoning geïntegreerd in het regime van het vruchtgebruik.
Het nieuwe artikel 3.138 BW bepaalt dat het recht van bewoning, behoudens tegenbewijs, wordt vermoed een onoverdraagbaar recht van vruchtgebruik te zijn dat beperkt is tot wat als woning noodzakelijk is voor hem en zijn gezin.
Daarnaast verdwijnt de onbeslagbaarheid van de gezinswoning. Wie zijn recht van bewoning wil beschermen en onbeslagbaar wil maken, dient dit via andere wegen te doen zoals bijvoorbeeld de verklaring van onbeslagbaarheid van de gezinswoning.
Het recht van gebruik
Het recht van gebruik is een zakelijk recht op grond waarvan de titularis ervan iemand anders goed mag gebruiken en de vruchten ervan innen.
In het nieuwe goederenrecht wordt het recht van gebruik niet meer vernoemd, het verdwijnt volledig. De wetgever wijst erop dat als men onder het nieuwe goederenrecht een recht van gebruik wil verlenen aan iemand, dat men moet terugvallen op de persoonlijke rechten zoals bruikleen en huur.
Voor meer informatie, contacteer gerust de advocaten van ESKA LAW.
Bron:
-
- Parlementaire voorbereiding bij de Wet van 4 februari 2020 houdende invoeging van boek 3 ‘goederen in het nieuw Burgerlijk Wetboek’ dd. 27.12.2019, doc 0173/004; https://www.lachambre.be/FLWB/PDF/55/0173/55K0173004.pdf
- Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 ‘Goederen’ van het Burgerlijk Wetboek, BS 17.03.2020; https://etaamb.openjustice.be/nl/wet-van-04-februari-2020_n2020020347.html