De nieuwe richtlijn in het kader van euthanasie bij psychiatrische patiënten

Op 19 februari 2022 werden door de Nationale Raad van de Orde der Artsen twee nieuwe adviezen over euthanasie gepubliceerd. Het eerste advies heeft betrekking op de richtlijnen die van toepassing zijn bij euthanasie bij patiënten die psychisch leiden ten gevolge van een psychiatrische aandoening. Het tweede advies heeft tot doel richtlijnen te formuleren om artsen te ondersteunen in het zorgvuldig handelen bij de toepassing van euthanasie, meer bepaald in complexe situaties waarbij er rechtsonzekerheid bestaat over de toepassing ervan omwille van de mogelijke verschillen in interpretatie over de ernst en onomkeerbaarheid van de medische toestand.

Bovenvermelde adviezen voegen deontologische richtlijnen toe aan de euthanasiewet. Ze zijn een leidraad voor de artsen bij het verzoek en de toepassing van euthanasie.

De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie bepaalt dat euthanasie bij psychiatrische patiënten mogelijk is, mits naleving van bepaalde voorwaarden. De richtlijnen geven een deontologische interpretatie aan de wettelijke voorwaarden en voegen gedragsregels toe aan de bestaande wetgeving.

De deontologische richtlijnen van toepassing bij euthanasie van psychiatrische patiënten zijn de volgende:

      • overleg tussen drie artsen: de euthanasiewet bepaalt dat de arts die euthanasie toepast bij een patiënt die niet kennelijk binnen een afzienbare tijd zal overlijden, twee andere artsen moet raadplegen. De eerste arts moet bevoegd zijn om over de aandoening in kwestie te oordelen terwijl de tweede arts een psychiater moet zijn of een specialist in de aandoening in kwestie. De Nationale Raad is van mening dat de behandelende arts daarenboven nog een stap verder dient te gaan. Hij moet vergaderen met de geraadpleegde artsen en een schriftelijke neerslag van deze vergadering moet worden toegevoegd aan het medisch dossier;
      • de patiënt is uitbehandeld: de euthanasiewet bepaalt dat de arts die euthanasie bij psychiatrische patiënten overweegt zich ervan moet verzekeren dat de patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening. Hiervan is sprake wanneer de arts ervan overtuigd is dat er voor de situatie waar de patiënt zich in bevindt, vanuit een objectief medisch-psychiatrisch perspectief, geen redelijke behandeling meer is die het lijden van de patiënt kan verlichten;
      • een ziekteproces van jaren: de euthanasiewet bepaalt dat de behandelende arts minstens één maand moet laten verlopen tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en het toepassen van de euthanasie, indien de arts van oordeel is dat de patiënt kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden. De Nationale Raad is van mening dat de arts zich slechts kan verzekeren van het duurzaam karakter van het verzoek van de psychiatrische patiënt indien de patiënt wordt opgevolgd gedurende een voldoende langdurige periode. Het is dus niet aanvaardbaar om het verzoek tot euthanasie van een psychiatrische patiënt in te willigen op basis van het feit dat de wettelijke termijn van één maand na het schriftelijk verzoek verlopen is, zonder dat deze patiënt een behandeltraject, gespreid over een langdurige periode, gevolgd heeft.
      • de naasten betrekken bij het proces: de euthanasiewet bepaalt dat de arts vooraf het verzoek moet bespreken met de naasten die de patiënt aanwijst. De Nationale Raad is zich bewust van het feit dat hierdoor conflicten kunnen ontstaan tussen de autonomie van de patiënt en het belang van de familie of de maatschappij. De arts heeft niet enkel plichten ten aanzien van de patiënt maar ook ten aanzien van derden die ernstig kunnen worden geschaad door het verzoek van de patiënt;
      • de patiënt is handelingsbekwaam en bewust: de euthanasiewet bepaalt dat de arts die euthanasie toepast, geen misdrijf pleegt wanneer hij zich ervan verzekerd heeft dat de patiënt handelingsbekwaam en bewust was op het ogenblik van zijn verzoek. Voor de beoordeling door de arts of de patiënt al dan niet wilsbekwaam is, verwijst de Nationale Raad naar de tekst “Hoe omgaan met een euthanasieverzoek in psychiatrie binnen het huidig wettelijk kader” van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie;
      • doorverwijzen indien de arts de uitvoering van euthanasie weigert: de euthanasiewet bepaalt dat de arts niet kan worden gedwongen om euthanasie toe te passen. Indien de arts weigert om euthanasie toe te passen op een medische grond dient hij dit tijdig aan de patiënt of eventuele vertrouwenspersoon te laten weten. Hierbij licht hij de redenen van zijn weigering toe en wordt de medische grond genoteerd in het medisch dossier van de patiënt;

Via deze adviestekst heeft de Nationale Raad van de Orde der Artsen dus een leidraad opgesteld opdat de vraag naar euthanasie bij psychiatrische patiënten steeds met de grootste omzichtigheid zou worden geëvalueerd.

Wenst u meer te weten over euthanasie bij psychiatrische patiënten, aarzel dan niet om ons te contacteren.

BRON: https://ordomedic.be/nl/adviezen/ethiek/euthanasie/deontologische-richtlijnen-voor-de-toepassing-van-euthanasie-bij-pati%C3%ABnten-die-psychisch-lijden-ten-gevolge-van-een-psychiatrische-aandoening-actualisering-advies-van-de-nationale-raad-van-27-april-2019