De huurwaarborg is een bedrag dat de huurder stort als zekerheid voor de verhuurder. Deze huurwaarborg kan door de verhuurder aangewend worden om bij het einde van de huurovereenkomst schade aan de woning of achterstallige betalingen te compenseren. De huurwaarborg wordt niet opgelegd bij wet en is dus alleen verplicht als de huurovereenkomst er specifiek in voorziet. Sinds 2019 mag de verhuurder maximaal 3 maanden huur als huurwaarborg vragen. Voor woninghuurcontracten gesloten voor 2019 was dit maximaal 2 maanden.
De wet voorziet in 4 manieren om de huurwaarborg te storten:
Geblokkeerde bankrekening
Zakelijke zekerheidsstelling bij een financiële instelling (obligatie of kapitalisatiebon)
Persoonlijke borgstelling
Garantie via een sociale organisatie
Geenszins mag de verhuurder de huurwaarborg op zijn eigen rekening laten storten. Doet de verhuurder dit toch, zal er na een aanmaning van de huurder wettelijke intresten op het bedrag verschuldigd zijn.
Normaliter moet de huurwaarborg aan de huurder worden terugbetaald na het einde van de huurovereenkomst indien de woning conform de intredende plaatsbeschrijving wordt terugbezorgd en er geen huurachterstand is. Indien dit niet het geval is, kan de verhuurder de huurwaarborg of een gedeelte ervan inhouden. Dit kan enkel indien de huurder hiermee akkoord is. Bij onenigheid zal het de Vrederechter zijn die bevoegd is om te oordelen in welke mate de huurwaarborg mag ingehouden worden.
Om de Vrederechter te vatten, dient u een verzoekschrift in te dienen bij de vrederechter van het kanton waar de woning gelegen is. Voor deze Vrederechter zal u moeten argumenteren waarom de huurwaarborg al dan niet dient vrijgegeven te worden. U dient hierbij ook de onderliggende bewijsstukken te bezorgen (plaatsbeschrijving, huurcontract, facturen voor herstelling,..). Voorbeelden van dergelijke verzoekschriften, en de zaken die zeker moeten vermeld worden in het verzoekschrift, kunnen in de meeste gevallen teruggevonden worden op de website van het bevoegde Vredegerecht.
Nadat de zaak voorkomt, heeft de Vrederechter in principe één maand de tijd om uitspraak te doen. In sommige gevallen, afhankelijk van de drukte en de complexiteit van de zaak, kan het weliswaar langer duren. In zaken omtrent huurschade komt het ook vaak voor dat de Vrederechter zelf eens ter plaatse komt zien met bijstand van een deskundige om alzo de schade op te meten.
Na ontvangst van het vonnis kan men onmiddellijk naar de bank stappen en, mits voorlegging van het vonnis, zal de bank overgaan tot vrijgave van (een gedeelte van) de huurwaarborg.
Wenst u juridische bijstand in dergelijke procedure, aarzel dan zeker niet om ons te contacteren.