Vaak brengen mensen een deel van hun vermogen onder in een levensverzekering.
Bij overlijden, in het kader van de vereffening van een nalatenschap, kon het soms wel maanden of jaren duren vooraleer de levensverzekering effectief uitbetaald werd aan de begunstigde. Verzekeraars schoven de betaling maar al te vaak op de lange baan, hetgeen voor veel ontevredenheid zorgde bij klanten.
Aan deze oneerbare praktijk werd echter recent paal en perk gesteld.
Op 2 mei 2019 werd een wetswijziging doorgevoerd m.b.t. de Wet betreffende de Verzekeringen van 4 april 2014 (‘Verzekeringswet 2014’). De artikels 197/1 – 197/3 werden ingevoegd en reglementeren op strikte wijze de termijnen voor uitbetaling van levensverzekeringen.
Deze wetswijziging trad op 2 mei 2020 in werking.
Op heden bepaalt de Verzekeringswet 2014 dat wanneer de verzekeraar een aanvraag tot uitbetaling van een levensverzekeringsovereenkomst ontvangt, hij binnen een termijn van twee weken aan de begunstigde schriftelijk dient mee te delen welke documenten en informatie aan hem moeten worden overgemaakt met het oog op de uitbetaling van de verzekeringsprestatie.
De termijn van twee weken wordt gerekend vanaf de dag waarop de aanvraag werd ontvangen.
Indien de verzekeraar na ontvangst van de documenten vaststelt dat hij nog bijkomende inlichtingen of documenten nodig heeft, deelt hij dit binnen een termijn van één maand mee aan de begunstigde.
Na ontvangst van deze bijkomende informatie, dient de verzekeraar binnen een termijn van één maand over te gaan tot de effectieve uitbetaling van de levensverzekeringsprestatie.
Van deze strenge termijn van één maand kan enkel worden afgeweken indien er door een externe oorzaak geen uitbetaling kan plaatsvinden. Het is aan de verzekeraar om te bewijzen waarom de uitbetaling geschorst is en dat deze schorsing gerechtvaardigd is.
De termijn van één maand voor de uitbetaling begint opnieuw te lopen van zodra de externe oorzaak ophoudt te bestaan.
Zeer belangrijk hierbij is dat indien de uitbetalingstermijn door de verzekeraar niet wordt nageleefd, en de niet-naleving niet te wijten is aan een vreemde oorzaak, de verzekeraar een vergoeding verschuldigd is. Op de verzekeringsprestatie zal immers van rechtswege en zonder ingebrekestelling de wettelijke interestvoet beginnen lopen.
Bij dezelfde wetswijziging werd in de Verzekeringswet 2014 bovendien een paragraaf opgenomen omtrent de aansprakelijkheid van de verzekeringstussenpersoon.
Artikel 197/3 van de Verzekeringswet 2014 bepaalt uitdrukkelijk dat de verzekeraar die samenwerkt met verzekeringsagenten of makelaars die als lasthebber van de verzekeraar optreden, volledig en onvoorwaardelijk aansprakelijk is voor elke handeling of elk verzuim van deze verzekeringsagenten of makelaars.
Wenst u meer informatie of advies omtrent dit onderwerp, dan staan wij u graag te woord.
Bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&cn=2014040423&table_name=wet