Eerder deelden wij u reeds mee dat op 1 september 2021 het nieuwe goederenrecht in werking trad (zie artikel https://eskalaw.be/nieuw-concept-in-het-goederenrecht-vanaf-1-september-2021-het-feitelijk-gedogen/).
De nieuwe wetgeving m.b.t. het goederenrecht verankert de leer van de bovenmatige burenhinder, die zich doorheen de jaren heeft ontwikkeld in de rechtspraak. Voordien was er immers geen wettelijke reglementering omtrent burenhinder, doch enkel een theorie uitgewerkt in de rechtspraak.
Het nieuwe artikel 3.101 §1 BW bepaalt:
Ҥ 1 Naburige eigenaars hebben elk een recht op het gebruik en genot van hun onroerend goed. Bij de uitoefening van hun gebruik en genot eerbiedigen ze het geschapen evenwicht door geen hinder op te leggen aan de nabuur die de normale ongemakken uit de nabuurschap overtreft en hem toerekenbaar is.
Om de bovenmatigheid van de hinder te beoordelen, is rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, zoals het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder, de eerstingebruikneming of de publieke bestemming van het onroerend goed van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.
§2 Degene die het vermelde evenwicht schendt, is gehouden dit te herstellen. De rechter oordeelt welke van volgende maatregelen passend zijn om het evenwicht te herstellen:
1° een vergoeding in geld die de bovenmatige hinder compenseert;
2° de vergoeding van de kosten verbonden aan compenserende maatregelen op het gehinderde onroerend goed om de hinder tot het normale niveau te verminderen;
3° voor zover dit op zich geen nieuw onevenwicht doet ontstaan en een normaal gebruik en genot van het onroerend goed hierdoor niet wordt uitgesloten, het bevel de handeling die het evenwicht verstoort te staken of op het hinderende onroerend goed maatregelen te nemen die de hinder verminderen tot het normale niveau.
[…]”
Welke hinder precies als ‘bovenmatig’ wordt beschouwd is en blijft nog steeds een feitenkwestie waarover de vrederechter dient te oordelen. Het nieuwe artikel geeft de rechter evenwel een aantal kapstokken waarmee hij rekening kan houden zoals het tijdstip van de hinder (overdag, ’s nachts), de frequentie (éénmalig of elke dag), de intensiteit, ….
Vernieuwend is vooral het artikel 3.102 BW dat handelt over het voorkomen van bovenmatige burenhinder. Artikel 3.102 BW klinkt als volgt:
“Indien een onroerend goed ernstige en manifeste risico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling ten aanzien van een naburig onroerend goed veroorzaakt waardoor het evenwicht tussen de onroerende goederen wordt verbroken, kan de eigenaar of gebruiker van dat naburige onroerend goed in rechte vorderen dat preventieve maatregelen worden genomen teneinde te verhinderen dat het risico zich realiseert.”
Conform dit artikel kunnen vanaf nu dus preventieve maatregelen worden gevorderd door buren bij manifeste risico’s op het gebied van gezondheid, vervuiling of veiligheid.
Dit artikel komt tegemoet aan een probleem dat vroeger in de rechtspraak bestond. Voordien was het immers niet mogelijk preventief in te grijpen en diende men te wachten tot het risico zich voordeed. Wanneer een huis of gevaarlijke muur bijvoorbeeld op instorten stond en dit vermoedelijk schade zou veroorzaken, kon men niets doen en diende men te wachten tot het huis/de muur ook daadwerkelijk instortte en de schade zich had voorgedaan, alvorens stappen konden ondernomen worden.
Vanaf 1 september 2021 kunnen buren in zulke gevallen wel preventief naar de vrederechter stappen. Er dient dan wel krachtig bewijs van een ernstig risico te worden bijgebracht.
Heeft u vragen over dit onderwerp, aarzel dan niet ons te contacteren!
Bron:
-
- Wet van 4 februari 2020 houdende boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek, BS. 17.03.2020.