Sinds 1 september 2021 zijn de nieuwe regels van het Belgische goederenrecht in werking getreden. Hiermee werden onder andere de regels met betrekking tot het vruchtgebruik gewijzigd.
Een vruchtgebruik kan beperkt zijn in tijd of kan levenslang zijn. Het vruchtgebruik dat in hoofde van een vennootschap werd gevestigd, kon vroeger maximaal 30 jaar duren. De nieuwe regels bepalen echter dat het vruchtgebruik maximaal 99 jaar kan duren. Indien het vruchtgebruik voor een kortere termijn is gevestigd, kan het tot maximaal 99 jaar verlengd worden. Dit geldt ook voor vennootschappen, het vruchtgebruik hoeft dus in hoofde van een vennootschap niet langer tot 30 jaar beperkt te worden.
Vervolgens voorzien de nieuwe regels dat zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar het einde van het vruchtgebruik kunnen “forceren” door de omzetting van het vruchtgebruik te vragen:
-
- in volle eigendom van (een deel van) de goederen waarop het vruchtgebruik gevestigd is;
- in een geldsom;
- in een gewaarborgde en geïndexeerde rente.
Deze mogelijkheid bestond vroeger ook al, maar wordt nu concreter uitgewerkt met de nieuwe regels van het goederenrecht. De omzetting kan op ieder ogenblik gevraagd worden. De vruchtgebruiker en de blote eigenaar zullen hiervoor een overeenkomst moeten sluiten waarbij de correcte waarde van het vruchtgebruik moet worden bepaald. Indien er hieromtrent geen overeenstemming tussen de partijen kan worden gevonden, zal de rechtbank hierover moeten beslissen.
Met betrekking tot de kosten moet er een onderscheid worden gemaakt tussen onderhoudswerken en grove herstellingen. Onder de oude regels vielen onderhoudswerken traditioneel ten laste van de vruchtgebruiker en de grove herstellingen ten laste van de blote eigenaar.
Onderhoudswerken zijn herstellingen die nodig zijn om de waarde van het goed waarop het vruchtgebrek rust, te vrijwaren. Deze werken hebben tot doel om het gebruiksgenot van de vruchtgebruiker te behouden. Om deze reden moet de vruchtgebruiker instaan voor schilderwerken, vernis- en lakwerken, het ruimen van putten, het herstellen en onderhouden van parketvloeren, plafonds, trappen, liften, daken en schoorstenen, etc. Concreet gezien zijn onderhoudswerken alles wat geen grove herstellingen zijn.
Grove herstellingen zijn herstellingen die tot doel hebben om het kapitaal, dus het pand zelf, in stand te houden. Het gaat hier over herstellingen van zware muren en gewelven, het vernieuwen van balken, hele daken, steun en afsluitingsmuren, de installatie en vernieuwing van de elektriciteit en sanitaire installaties, etc.
In tegenstelling tot vroeger geeft het nieuwe goederenrecht nu duidelijker aan wat grove herstellingen net zijn. Artikel 3.154 BW bepaalt dat dit herstellingen zijn die betrekking hebben op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of waarvan de kosten manifest de vruchten van het goed te boven gaan.
De onderhoudsherstellingen blijven dus ten laste van de vruchtgebruiker maar voor grove herstellingen komt er echter een nieuwe regeling. De blote eigenaar moet de herstellingen laten uitvoeren, in overleg met de vruchtgebruiker. De blote eigenaar moet niet meebetalen voor herstellingen die nodig zijn aan gebouwen die de vruchtgebruiker zelf heeft opgericht of voor herstellingen die uitsluitend aan de vruchtgebruiker te wijten zijn. De blote eigenaar kan daarenboven ook eisen dat de vruchtgebruiker proportioneel meebetaalt voor de kosten van de grove herstellingen, in verhouding tot de waarde van het vruchtgebruik tegenover de waarde van de volle eigendom.
De blote eigenaar kan nu ook gemakkelijker nagaan of de vruchtgebruiker zijn verplichtingen (zoals het uitvoeren van herstellingen) voldoende nakomt. Hij kan dit doen via een verplichte plaatsbeschrijving en een bezoekrecht. Daarenboven is de vruchtgebruiker nu verplicht om het goed te verzekeren tegen brand- en stormschade.
Onder het nieuwe goederenrecht is er tevens op het einde van het vruchtgebruik een vergoeding aan de vruchtgebruiker verschuldigd voor de aangebrachte verbouwingen en beplantingen. Op basis van de oude wetgeving was er namelijk geen algemene vergoedingsregeling van toepassing.
De nieuwe regels met betrekking tot het vruchtgebruik zijn op 1 september in werking getreden. Ze zijn dus van toepassing op alle vruchtgebruiken die vanaf die datum zijn ontstaan. Voor vruchtgebruiken die voor die datum zijn ontstaan gelden de oude regels echter nog steeds.
Wenst u meer te weten over het vruchtgebruik volgens het nieuwe goederenrecht, aarzel dan niet om ons te contacteren.