Het consumentenrecht voorziet een wettelijke garantietermijn waarop consumenten recht hebben bij aankoop van consumptiegoederen.
Consumptiegoederen impliceren roerende lichamelijke zaken. Hieronder valt bijvoorbeeld een kast, een auto, …. Water, gas en elektriciteit zijn consumptiegoederen in de zin van het Oud Burgerlijk Wetboek wanneer zij gereed zijn gemaakt voor verkoop in een beperkt volume of in een bepaalde hoeveelheid. Tevens zijn consumptiegoederen elk goed met digitale elementen. De voorwaarde opdat er sprake zou zijn van een digitaal element is dat wanneer de digitale inhoud of de digitale dienst zou ontbreken, dit ertoe zou leiden dat het consumptiegoed zijn functies niet kan vervullen. Denk hierbij maar aan bijvoorbeeld een GSM.
Sinds juni 2022 geldt er een gunstigere garantiebepaling dat geldt voor overeenkomsten betreffende de consumptiegoederen gesloten na deze datum. Bij aankoop van consumptiegoederen is de verkoper jegens de consument aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek dat bestaat bij de levering van de consumptiegoederen en dat zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf de levering. Voor overeenkomsten gesloten voor juni 2022 kan de wettelijke garantie slechts ingeroepen worden indien de non-conformiteit van het geleverde goed wordt vastgesteld binnen de zes maanden vanaf de levering van het goed. De nieuwe regeling beschermt de consument aldus een stuk meer.
De vraag stelt zich wanneer er sprake is van een goed met digitale elementen en de overeenkomst in een continue levering van meer dan twee jaar voorziet, denk maar bijvoorbeeld aan een GPS, wanneer de garantietermijn dan eindigt. Wanneer er hiervan sprake is, is de verkoper aansprakelijk voor elk conformiteitsgebrek van de digitale inhoud of digitale dienst dat zich voordoet of kenbaar wordt in de periode gedurende de welke de digitale inhoud of digitale dienst volgens de koopovereenkomst moet worden geleverd.
Wanneer de consument kennis heeft van het gebrek aan het consumptiegoed moet deze binnen de twee maanden vanaf de dag waarop hij/zij het gebrek heeft vastgesteld worden meegedeeld aan de verkoper. Echter kunnen de verkoper en consument gezamenlijk een langere termijn overeenkomen. In principe verjaart de rechtsvordering van de consument binnen een termijn van een jaar vanaf de vaststelling van het gebrek.
Wanneer het gebrek wordt vastgesteld en de consument deze binnen de termijn kenbaar maakt aan de verkoper, heeft de consument recht op een compensatie. Er bestaat echter een hiërarchie van middelen die ter beschikking worden gesteld aan de consument:
-
- Het eisen van de kosteloze herstelling of de vervanging van het goed. Dit moet steeds beoordeeld worden in functie van wat mogelijk en redelijk is;
- Wanneer een herstelling of vervanging onmogelijk is of voor de verkoper onevenredige kosten met zich meebrengt, kan de consument een prijsvermindering of de ontbinding van het koopcontract eisen;
- De koper kan rechtstreeks een prijsvermindering of ontbinding eisen wanneer:
- De verkoper weigert om het goed te herstellen of te vervangen;
- Er zich terug een gebrek manifesteert ondanks de poging van de verkoper om het goed te herstellen of te vervangen;
- Het gebrek zo ernstig is dat een onmiddellijke prijsvermindering of ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd is;
- De verkoper verklaard dat uit de omstandigheden duidelijk blijkt dat de verkoper de goederen door middel van herstelling of vervanging niet binnen een redelijke termijn of zonder ernstige overlast voor de consument conform de overeenkomst zal maken.
Dit wil zeggen dat wanneer het gaat om een klein gebrek, de consument niet kan eisen tot ontbinding van de overeenkomst. Het is evenwel aan de verkoper om aan te tonen dat het om een klein gebrek gaat.
Echter wordt de garantietermijn opgeschort gedurende de herstellings- of vervangingsperiode. Dit wil zeggen dat in deze periode de consument zich niet kan beroepen op de garantietermijn en deze termijn aldus effectief even stopt tijdens de laatstgenoemde periode. De garantietermijn zal vervolgens na het einde van de herstellings- of vervangingsperiode terug verderlopen. Het is dus niet zo dat na deze laatstgenoemde periode er een nieuwe termijn van twee jaar aanvangt neemt.