In een uitspraak van 23 april 2013 sprak de Kamer van Beroep zich uit over een zaak waarbij meerdere inbreuken op de ZIV-Wet door een logopedist werden vastgesteld.
Hoewel de inbreuken zwaarwichtig waren en er sprake was van herhaling in hoofde van de logopedist, paste de Kamer van Beroep het principe van de mildere strafwet toe.
De tenlasteleggingen
Er werden aan de logopedist in kwestie twee inbreuken ten laste gelegd.
-
- In eerste inbreuk bestond uit het aanrekenen van verstrekkingen die niet overeenstemmen met de wet of haar uitvoeringsbesluiten.
Enerzijds werd hierbij door de DGEC vastgesteld dat door de logopedist logopediezittingen, die boven de dertig minuten uitliepen, werden aangerekend als twee of drie zittingen.
Niet alleen diende deze zittingen slechts eenmaal te worden aangerekend, daarnaast werd ook vastgesteld dat de zittingen op verschillende fictieve data werden aangerekend om op deze wijze meerdere terugbetalingen voor 1 zitting te bekomen.
Het bewijs hiervan werd door de DGEC aangetoond door de facturatiedocumenten.
Anderzijds werd eveneens door de DGEC vastgesteld dat collectieve zittingen werden geattesteerd als individuele zittingen.
Zo bleek uit de verklaringen van meerdere ouders en de schooldirecteurs dat de kinderen logopedie kregen in kleine groepjes van 2 tot 5.
Aldus was er geen sprake van individuele sessies maar van collectieve zittingen.
- In eerste inbreuk bestond uit het aanrekenen van verstrekkingen die niet overeenstemmen met de wet of haar uitvoeringsbesluiten.
-
- De tweede inbreuk bestond uit het aanrekenen van verstrekkingen waarbij de administratieve documenten niet werden opgesteld overeenkomstig de wet of haar uitvoeringsbesluiten.
Zo werden logopediezittingen die waren uitgevoerd op school, aangerekend als zijnde logopediezittingen uitgevoerd in het kabinet van de logopedist.
Dit betroffen verstrekkingen buiten de schooluren.
De Kamer stelde dat de nomenclatuur op dit punt heel duidelijk is, met name dat de sessies dienen uitgevoerd te worden op het kabinet van de logopedist zelf, namelijk het adres waar de logopedist bekend is bij het RIZIV.
- De tweede inbreuk bestond uit het aanrekenen van verstrekkingen waarbij de administratieve documenten niet werden opgesteld overeenkomstig de wet of haar uitvoeringsbesluiten.
De beoordeling door de Kamer van Beroep
De Kamer oordeelde dat de inbreuken zijn bewezen door de meerdere bewijzen die voorliggen. De logopedist in kwestie werd veroordeeld tot een terugbetaling van 33.039,87 euro.
Wat betreft de administratieve geldboete wordt gesteld dat in principe een zware sanctie dient te worden opgelegd nu aan de logopedist reeds in het verleden een sanctie was opgelegd voor gelijkaardige feiten.
Evenwel oordeelde de Kamer van Beroep om het principe van de mildere strafwet toe te passen aangezien op moment van de inbreuken deze strafbaar werden gesteld krachtens artikel 225, 3° van het Sociaal Strafwetboek.
Volgens de toepasselijke bepalingen van het Sociaal Strafwetboek dienen de inbreuken bestraft te worden met een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro.
Vermits deze sanctie minder zwaar is dan de sanctie die werd bepaald door artikel 142, §1, 2° van de ZIV-Wet, diende de Kamer van Beroep op grond van het principe van de mildere strafwet, de minst zware sanctie op te leggen.
Echter, aangezien sprake was van herhaling in hoofde van de logopedist oordeelde de Kamer van Beroep om de zwaarste sanctie op basis van het Sociaal Strafwetboek op te leggen, met name 250 euro vermeerder met 45 opdeciemen.
Bron: Beslissing van 23 april 2013 van de Kamer van Beroep met nummer NB-004-12.