Het Hof van Cassatie sprak zich op 2 juni 2022 uit over een faillissement en onverdeeldheidskwestie. Het cassatieberoep was gericht tegen een beschikking gewezen op 28 mei 2021 door de rechter-commissaris bij de ondernemingsrechtbank Gent, afdeling Dendermonde.
Feiten
Eiser en de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij zijn eigenaar van een onroerend goed. De in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij is eigenaar ten belope van 50% naakte eigendom, en eiser ten belope van 50% volle eigendom en 50% vruchtgebruik van het onroerend goed.
Middels vonnis 10 februari 2020 werd de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij failliet verklaard.
Op 5 februari 2021 diende verweerder als faillissementscurator een verzoek in voor toelating tot verkoop van het onroerend goed in kwestie. Eiser en de in gemeenverklaring van arrest opgeroepen partij vragen de afwijzing van het verzoek. In de bestreden beschikking, waartegen op basis van artikel XX.2, 4° WER geen hoger beroep mogelijk is, wordt toelating verleend tot verkoop van ½ naakte eigendom en ½ volle eigendom van het onroerend goed.
Eiser is het niet eens met deze zienswijze en tekent cassatieberoep aan.
Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie stelt het volgende vast:
-
- verweerder vroeg aan de rechter-commissaris op grond van artikel XX.193, § 2, WER om hem te machtigen over te gaan tot de verkoop van het onroerend goed toebehorend aan de in gemeenverklaring van het arrest opgeroepen partij, met voorbehoud van de rechten van de vruchtgebruiker
- Eiser en de in gemeenverklaring van het arrest opgeroepen partij werden door middel van een gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen voor de ondernemingsrechtbank
- Partijen zetten hun standpunten uiteen voor de ondernemingsrechtbank
- Eiser heeft het onroerend goed voor de helft in volle eigendom en voor de andere helft in vruchtgebruik
- de in gemeenverklaring van het arrest opgeroepen partij is voor de helft blote eigenaar van het onroerend goed
- De rechter-commissaris oordeelde dat het gaat over mede-eigendom in de zin van artikel XX.193, § 2, WER, en machtigde vervolgens verweerder om over te gaan tot de verkoop van de helft volle eigendom en de helft blote eigendom van het onroerend goed
Het Hof van Cassatie oordeelt dat de rechter-commissaris die oordeelt dat het gaat over mede-eigendom in de zin van artikel XX.193, § 2, WER, en vervolgens de verweerder machtigt om over te gaan tot de verkoop van de helft volle eigendom en de helft blote eigendom van het onroerend goed terwijl de onverdeeldheid beperkt is tot de blote eigendom, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.
Wanneer een persoon een goed voor een deel in volle eigendom en voor een ander deel in vruchtgebruik heeft, is die in onverdeeldheid met de blote eigenaar, slechts voor wat betreft de blote eigendom.
De bestreden beschikking wordt vernietigd.
Bron: Cass. 2 juni 2022, www.stradalex.be; www-stradalex-com.kuleuven.e-bronnen.be/nl/sl_news/document/sl_news_article20220617-1-nl.