Milde toepassing administratieve geldboete door de Kamer van Beroep bij het RIZIV

In een uitspraak van 13 juni 2023 heeft de Kamer van Beroep zich uitgesproken over het beroep van een tandarts tegen een beslissing van de Kamer van Eerste Aanleg.

De beslissing van de Kamer van Eerste aanleg bestond uit een veroordeling van de betrokken tandarts tot terugbetaling aan het RIZIV van een bedrag van 113.188,51 euro en een administratieve geldboete van 25% of 28.279,12 euro waarvan de helft met uitstel gedurende drie jaar.

De inbreuk die aan de tandarts in kwestie ten laste werd gelegd bestond uit een overschrijding van de P-waarde van de aangerekende prestaties.

Artikel 6, § 19 van de Nomenclatuur bepaalt:

Aan elke verstrekking van artikel 5 wordt een wegingscoëfficient P toegekend, die het deel van de acte (onderzoek of behandeling) omvat waarvoor de bekwaming van een tandheelkundige noodzakelijk vereist is. De coëfficiënt P geeft niet de tussenkomst van een derde die geen tandheelkundige is, noch de kost van het gebruikte materiaal, noch de afbetaling van de gebruikte middelen weer. De verzekeringstegemoetkoming is onderworpen aan de volgende voorwaarde, het totaal van de P waarden mag per tandheelkundige niet groter zijn dan:

– 5000 P voor een gegeven periode van één kalendermaand;

– Of 13000 P voor een gegeven periode van een trimester, de eerste dag van het trimester is 1 januari of 1 april of 1 juli of 1 oktober;

– Of 46000 P voor een gegeven periode van één kalenderjaar.

Voor het kalenderjaar 2016 werden namelijk door de betrokken tandarts prestaties aangerekend voor een totale P-waarde van 62.536, wat meer is dan de maximale toegelaten P-waarde van 45.000,00 euro.

Het teruggevorderde bedrag door het RIZIV van 113.188,51 euro werd echter niet onmiddellijk door de tandarts vrijwillig terugbetaald, waarna door de DGEC werd overgegaan tot neerlegging van een verzoekschrift bij de Kamer van Eerste Aanleg.

Pas na de beslissing van de Kamer van Eerste Aanleg werd door de betrokken tandarts overgegaan tot vrijwillige terugbetaling van het bedrag van 113.188,51 euro en de effectieve administratieve geldboete van 14.139,56 euro, waarna door de betrokken tandarts beroep werd aangetekend tegen de beslissing van de Kamer van Eerste Aanleg maar enkel wat betreft de administratieve geldboete.

De Kamer van Beroep oordeelde vervolgens tot een milde toepassing van de administratieve geldboete omwille van de volgende redenen:

      • De betrokken tandarts legde zich neer bij de interpretatie van de P-waarde zoals voorgehouden door de Kamer van Eerste Aanleg en heeft de waarde van de vertrekkingen die het wettelijk totaal van de P-waarden overstegen, terugbetaald;
      • De betrokken tandarts handelde steeds in overeenstemming met de doelstellingen van de Nomenclatuur en leverde kwaliteitsvolle en grotendeels preventieve tandheelkundige prestaties die bijdroegen aan de houdbaarheid van het financieel stelsel van de verzekering voor geneeskundige verzorging;
      • Er bestond bij de beroepsorganisatie, door wie de betrokken tandarts geïnformeerd werd, onduidelijkheid over de interpretatie van de P-waarde en de gevolgen van de overschrijding hiervan;
      • De betrokken tandarts werd reeds in het verleden uitgebreid gecontroleerd door de DGEC waarbij er toen geen enkele onregelmatigheid inzake zorgkwaliteit en/of fraude werd vastgesteld. Er is dan ook sprake van een afwezigheid van antecedenten.

De administratieve geldboete werd door de Kamer van Beroep dan ook verminderd tot slechts de minimale administratieve geldboete van 5 % van de waarde van de ten onrechte aangerekende verstrekkingen. Eveneens werd deze administratieve geldboete opgelegd met een volledig uitstel voor een termijn van drie jaar.

Bron: Beslissing van de Kamer van Beroep van 13 juni 2023: https://www.riziv.fgov.be/SiteCollectionDocuments/rechtspraak_kvb_tandarts_20230613_1.pdf

 

Related Posts