Het Hof van Cassatie moest zich onlangs buigen over de vraag wanneer een overeenkomst tussen de ouders over kinderalimentatie geldig tot stand komt.
Wanneer ouders een einde wensen te maken aan hun relatie dienen zij rekening te houden met hun kinderen. Zo moeten de ouders onder andere een regeling treffen over de verblijfsregeling en de onderhoudsbijdragen voor hun kinderen.
Het is mogelijk dat één van de ouders een onderhoudsbijdrage voor de kinderen vordert van de andere ouder op basis van artikel 203, §1 van het oud Burgerlijke Wetboek.
Artikel 203, §1 van het oud Burgerlijk Wetboek bepaalt het volgende:
Ҥ 1
De ouders dienen naar evenredigheid van hun middelen te zorgen voor de huisvesting, het levensonderhoud, de gezondheid, het toezicht, de opvoeding, de opleiding en de ontplooiing van hun kinderen. Indien de opleiding niet voltooid is, loopt de verplichting door na de meerderjarigheid van het kind.”
Artikel 1321 van het Gerechtelijk Wetboek schrijft het volgende voor:
Ҥ 1
Elke rechterlijke beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt de volgende elementen:
1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de familierechtbank in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;
2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze begroot zijn;
3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;
4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind tengevolge van deze verblijfsregeling;
5° het bedrag van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;
6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;
7° het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek;
8°de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn.
Elke overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt het bedrag van die onderhoudsbijdrage in het licht van alle in het vorige lid bedoelde bestanddelen of van een deel ervan, op basis van de verklaringen van de partijen.
Ҥ 2
De familierechtbank of, in voorkomend geval, de overeenkomst, voor de bestanddelen die in aanmerking worden genomen met toepassing van § 1, tweede lid, verduidelijkt:
1° op welke manier de in paragraaf 1 bedoelde elementen in acht werden genomen;
2° (…)”
Het is mogelijk dat de ouders een akkoord bereiken over het bedrag van de onderhoudsbijdrage voor de kinderen tijdens een procedure voor de familierechtbank. De familierechtbank kan dit akkoord bekrachtigen door middel van een vonnis. Een belangrijke kanttekening bij een akkoordvonnis inzake kinderalimentatie is dat het niet vatbaar is voor hoger beroep, tenzij de overeenkomst niet wettelijk tot stand is gekomen. (artikel 1043, lid 2 Ger.W.)
Feiten die aan de grondslag van het geschil lagen
Papa vorderde een onderhoudsbijdrage van 250 euro ten aanzien van mama middels verzoekschrift neergelegd ter griffie van de familierechtbank.
Tijdens de behandeling van de zaak op de zitting voor de familierechtbank verklaarde mama zich akkoord met het verzoek van papa tot betaling van een onderhoudsbijdrage van 250 euro per maand.
Mama wordt vervolgens veroordeeld tot betaling van een onderhoudsbijdrage van 250 euro per maand aan papa.
Mama is het hier niet mee eens en tekent hoger beroep aan.
Hof van beroep te Antwerpen
Volgens mama kwam de overeenkomst niet wettig tot stand op de zitting voor de familierechtbank, want ze was toen dakloos en ze had geen besef van de inhoud van de procedure en de gevolgen van het akkoord. Mama beweert dus dat haar toestemming gebrekkig was.
Mama kan geen medisch attest of enig ander stuk tot staving van haar geestestoestand op het moment van het door haar gegeven akkoord voorleggen aan het hof van beroep.
Mama legde ook geen ander stuk voor waaruit zou blijken dat er een wilsgebrek kleefde aan haar toestemming.
Het hof van beroep te Antwerpen verklaart het hoger beroep onontvankelijk.
Mama is het hier niet mee eens en tekent cassatieberoep aan.
Grieven
Mama is van oordeel dat noch de overeenkomst noch het vonnis van de familierechtbank voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 1321 Ger.W.
De overeenkomst tussen partijen die door de eerste rechter werd geacteerd, is een overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op basis van artikel 203, § 1 Burgerlijk Wetboek. Krachtens artikel 1321, § 1, tweede lid, en § 2 Ger.W. moet elke overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op basis van artikel 203, § 1, Burgerlijk Wetboek, op basis van de verklaringen van de partijen, het bedrag van de onderhoudsbijdrage rechtvaardigen in het licht van alle in het eerste lid bedoelde bestanddelen en verduidelijken op welke manier die bestanddelen in acht werden genomen.
Uit het bestreden arrest blijkt niet dat de overeenkomst inzake de onderhoudsbijdrage voor het gemeenschappelijk kind van de partijen die door de eerste rechter werd geacteerd, hieraan voldoet. Het is op grond van de enkele verklaring van mama op de zitting van 25 juni 2020 voor de familierechtbank (zoals geacteerd in het proces-verbaal van die zitting en in het vonnis van de eerste rechter) dat het bestreden arrest beslist dat er een akkoord is tussen partijen, zonder dat blijkt dat er volgens de verklaringen van partijen een rechtvaardiging bestaat van het bedrag van de onderhoudsbijdrage in het licht van de bestanddelen bedoeld in artikel 1321, § 1 Ger.W. en dat er een verduidelijking bestaat van de manier waarop die bestanddelen in acht werden genomen. En dus kwam de overeenkomst niet wettelijk tot stand en was er wel een ontvankelijk hoger beroep mogelijk.
Mama meent ook dat zelfs al was er een overeenkomst tot stand gekomen, dan diende het vonnis van de eerste rechter het bedrag van de onderhoudsbijdrage te rechtvaardigen in het licht van alle in § 1 van artikel 1321 Gerechtelijk Wetboek bedoelde elementen en te verduidelijken op welke manier die elementen in acht werden genomen. De eerste rechter liet na dit te doen waardoor er geen wettige overeenkomst tot stand kwam tussen partijen.
Hof van Cassatie
Het is de taak van de familierechter om met het oog op een akkoordvonnis tot vaststelling van kinderalimentatie in de zin van artikel 203, § 1, Oud Burgerlijk Wetboek af te toetsen en aan te duiden hoe de in artikel 1321, § 1, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek bepaalde parameters in acht werden genomen.
De familierechter heeft de mogelijkheid om te verwijzen naar de overeenkomst waarvan de partijen hem vragen akte te verlenen, voor zover die overeenkomst beantwoordt aan artikel 1321, § 1, tweede lid, en § 2, 1° Gerechtelijk Wetboek.
Een vonnis waarin akte wordt verleend aan een overeenkomst die niet beantwoordt aan artikel 1321, § 1, tweede lid, en § 2, 1° Gerechtelijk Wetboek en dus niet wettelijk tot stand is gekomen, is vatbaar voor hoger beroep.
De appelrechter die het hoger beroep van mama tegen het akkoordvonnis tot vaststelling van kinderalimentatie in de zin van artikel 203, § 1 Oud Burgerlijk Wetboek ontoelaatbaar verklaart, terwijl niet blijkt hoe de in artikel 1321, § 1, eerste lid Gerechtelijk Wetboek bepaalde parameters in acht werden genomen en niettegenstaande de aanvoering van mama dat de overeenkomst waarvan akte niet beantwoordt aan artikel 1321, § 1, tweede lid, en § 2, 1°, Gerechtelijk Wetboek en dus niet wettelijk is tot stand gekomen, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.
Het onderdeel is gegrond.
Het Hof van Cassatie vernietigt het bestreden arrest en verwijst de zaak naar het hof van beroep te Brussel.
Bron: Cass. 7 maart 2022, www.stradalex.be; www-stradalex-com.kuleuven.e-bronnen.be/nl/sl_news/document/sl_news_article20220502-3-nl