DE ONGERECHTVAARDIGDE VERRIJKING

Ongerechtvaardigde verrijking is een rechtsfiguur dat streeft naar rechtvaardigheid in situaties van financiële onevenwichtigheid. Ongerechtvaardigde verrijking doet zich voor wanneer iemand wordt verrijkt ten koste van een ander. Het biedt rechtspersonen en natuurlijke personen de kans om een faire tegemoetkoming te bekomen wanneer er geen specifieke wettelijke of contractuele bepaling voorhanden is om een vordering te staven. Lange tijd bestond er geen wettelijke bepaling die deze rechtsfiguur regelde. Met de invoering van het nieuw burgerlijk wetboek is hier echter verandering in gekomen.

Artikel 5.135 nieuw BW stelt dat er een ongerechtvaardigde verrijking is wanneer iedere juridische rechtvaardiging ontbreekt voor zowel de verrijking als de correlatieve verarming.

Artikel 5.137  nieuw BW stelt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt, aan de verarmde het laagste bedrag van de verrijking en de verarming verschuldigd is, geraamd op het tijdstip van de vergoeding.

Er wordt vaak beroep gedaan op deze rechtsfiguur in zaken waarbij prestaties zijn geleverd op grond van een overeenkomst, dewelke naderhand niet kan bewezen worden of aangetast is door nietigheid.

Stel bijvoorbeeld dat persoon X tegen vergoeding substantiële werkzaamheden verricht om het huis van persoon Y te renoveren op grond van een mondelinge overeenkomst, en persoon Y komt na de renovatiewerken zijn mondelinge afspraken aangaande de vergoeding niet na. In dit geval zal het vaak heel moeilijk zijn om de overeenkomst te bewijzen. In dergelijke gevallen kan het rechtsfiguur ongerechtvaardigde verrijking mogelijks soelaas bieden.

Om zich te beroepen op de ongerechtvaardigde verrijking in dergelijke situaties, moet echter wel aan de volgende voorwaarden worden voldaan:

      1. Verrijking van het ene vermogen
      2. Verarming van het andere vermogen
      3. Verband tussen de verrijking en de verarming
      4. Afwezigheid van juridische rechtvaardiging
      5. Subsidiariteit

Het verband tussen de verrijking van het ene vermogen en de verarming van het andere vermogen spreekt in dit geval voor zich. De verrijking voor persoon Y zal de meerwaarde zijn die is ontstaan omwille van de renovatiewerkzaamheden, de verarming van het vermogen van persoon X bestaat uit de inspanningen die werden geleverd.

Indien het bestaan van de mondelinge overeenkomst niet kan worden bewezen, staat er geen andere rechtsvordering ter beschikking van persoon Y waardoor er geen afbreuk wordt gedaan aan het subsidiaire karakter van dit rechtsfiguur.

De moeilijkheid in dergelijke gevallen zal er voornamelijk uit bestaan om de afwezigheid van rechtvaardiging te kunnen aantonen. “Rechtvaardiging” wordt immers breed geïnterpreteerd. Zo kan de verrijking bijvoorbeeld worden gerechtvaardigd indien de rechter van oordeel is dat er sprake is van een vriendendienst.

Related Posts