In een beslissing van 4 juli 2023 sprak de Kamer van Beroep zich uit over de invulling van de aanrekening van een toilet door een verpleegkundige.
De verpleegkundige die was gecontroleerd door de DGEC had voor een bepaalde patiënt een toilet aangerekend terwijl de DGEC tijdens haar onderzoek had vastgesteld dat enkel de bloeddruk werd gemeten en de rug werd gewassen.
Deze inbreuk werd door de verpleegkundige in kwestie betwist en argumenteert hierbij dat niet alleen de rug werd gewassen, maar dat onder meer ook de voeten en benen werden ingewreven ter hydratatie en dat Daktarin-spray werd toegediend tegen schimmels en dergelijke.
Volgens de verpleegkundige kunnen deze verzorgingen in totaal aanzien worden als een verpleegkundige verzorging met betrekking tot hygiëne waardoor wel degelijk een toilet mocht worden aangerekend.
Bij een andere patiënt had de DGEC vastgesteld dat de patiënt niet werd gewassen.
Ook deze inbreuk werd door de verpleegkundige betwist, stellende dat er wel degelijk 2 keer per week een toilet werd toegediend, bestaande uit het wassen en verzorgen van de onderbenen en voeten.
De Kamer van Beroep volgt echter de stelling van de verpleegkundige niet en stelt dat een voetverzorging of het wassen van een deel van het lichaam niet volstaat voor de aanrekening van een toilet.
De omschrijving in artikel 8, §6, 8° van de nomenclatuur, waarin met name is bepaald dat het toilet “alle verpleegkundige verzorging met betrekking tot het geheel van de hygiëne, preventie inbegrepen” omvat, toont volgens de Kamer van Beroep voldoende aan dat het om het volledige lichaam moet gaan.
Besluit
De beoordeling van de Kamer van Beroep is aldus duidelijk: voor de aanrekening van een toilet zoals bepaald in artikel 8, §6, 8° van de nomenclatuur dient het volledige lichaam moet worden verzorgd. De verzorging van een deel van het lichaam volstaat niet.
Bron: Beslissing d.d. 04/07/2023 Kamer van Beroep, AR. 17/23.