Wat is het gevolg van de overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken?

Gelet op de algemeen bekende achterstand bij justitie wordt de overschrijding van de algemene termijn in strafzaken steeds meer opgeworpen door beklaagden.

Artikel 21ter van de Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering bepaalt de gevolgen van de overschrijding van de redelijke termijn:

Indien de duur van de strafvervolging de redelijke termijn overschrijdt, kan de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring uitspreken of een straf uitspreken die lager kan zijn dan de wettelijke minimumstraf.

Wanneer de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring wordt uitgesproken, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten en, zo daartoe aanleiding bestaat, tot teruggave. De bijzondere verbeurdverklaring wordt uitgesproken.”

J.W. voerde aan voor het hof van beroep te Gent dat de redelijke termijn werd geschonden. Het arrest d.d. 21.12.2021 oordeelde dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. J.W. werd veroordeeld tot een effectieve gevangenisstraf van 18 maanden. De appelrechter was van oordeel dat zonder de overschrijding van de redelijke termijn hij een effectieve gevangenisstraf van twee jaar passend straf vond.

J.W. is het niet eens met de uitspraak van het hof van beroep te Gent en tekent cassatieberoep aan.

Hof van Cassatie

J.W. is van oordeel dat de appelrechter met zijn bepaling van de strafmaat geen reële strafvermindering heeft toegepast.

J.W. voert aan dat ingevolge de ministeriële omzendbrief nr. 1817 van 15 juli 2015 een gedetineerde in beide gevallen immers in vrijheid wordt gesteld na vier maanden hechtenis. De verdachte zal hoe dan ook een gelijke periode van hechtenis moeten ondergaan, zodat er in werkelijkheid van een verminderde straf geen sprake is.

Het Hof van Cassatie oordeelt dat het middel van J.W. niet verduidelijkt hoe en waarom het arrest d.d. 21.12.2021 van het hof van beroep te Gent artikel 149 Gw. schendt. Hieruit volgt dat het middel onnauwkeurig is en dus niet ontvankelijk.

De rechter die een overschrijding van de redelijke termijn vaststelt, dient een reële en meetbare strafvermindering toe te passen op alle of een of meerdere van de straffen die hij zou hebben opgelegd indien er geen overschrijding van de redelijke termijn was. De rechter moet de reële aard van de strafvermindering enkel betrekken op de straffen die hij zelf oplegt en zou hebben opgelegd.

Het is niet vereist dat hij ook rekening houdt met de mate waarin bepaalde straffen overeenkomstig administratieve richtlijnen in de regel moeten worden uitgevoerd. Terwijl J.W. van mening is dat dit wel vereist is.

Het Hof van Cassatie verwerpt het cassatieberoep.

Bron: Cass. 10 mei 2022, www.stradalex.be; www-stradalex-com.kuleuven.e-bronnen.be/nl/sl_news/document/sl_news_breve20220524-1-nl