Verbod op ereloonsupplementen voor ambulante medische beeldvorming die dringend is, het hof spreekt zich uit

Slecht nieuws voor de ziekenhuisartsen. De Belgische Verenging van Artsensyndicaten (BVAS) had een beroep ingesteld bij het Grondwettelijk Hof tot vernietiging van de bepaling die ereloonsupplementen verbiedt voor ambulante zware medische beeldvorming die dringend is of die plaatsvindt tussen 8u en 18u op een weekdag die geen feestdag is, maar is van een kale reis teruggekomen.

De bepaling die werd betwist, is artikel 11 van de wet van 13 november 2023 (wet houdende diverse bepalingen inzake gezondheid). Dit artikel bepaalt o.a. het volgende:

§ 1. Dit artikel is van toepassing op patiënten die niet gehospitaliseerd zijn en aan wie in het ziekenhuis verstrekkingen worden verleend met toepassing van zware medische beeldvorming zoals bedoeld in artikel 52 van deze wet. § 2. De ziekenhuisartsen die voornoemde verstrekkingen verlenen mogen, onverminderd de bijzondere omstandigheden vermeld in het tweede lid, geen supplementen aanrekenen aan de in § 1 bedoelde patiënten. Onder supplementen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan tarieven die afwijken van de verbintenistarieven indien een in artikel 50 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoeld akkoord van kracht is of tarieven die afwijken van de tarieven die als grondslag dienen voor de berekening van de verzekeringstegemoetkoming indien er geen bedoeld akkoord van kracht is.

Erelonen voor dergelijke verstrekkingen mogen enkel worden aangerekend indien de verstrekking wordt verleend op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt tussen 18 uur en 8 uur of op een zaterdag, zondag of feestdag terwijl geen sprake is van een dringende medische noodzaak. De ziekenhuisarts moet desgevallend de patiënt voorafgaandelijk inlichten over de financiële gevolgen en zijn voorafgaande schriftelijke toestemming verkrijgen.

De BVAS was van oordeel dat het artikel in strijd was met de standstill-verplichting, het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie en de vrijheid van vereniging en het eigendomsrecht. Het Grondwettelijk Hof volgde deze visie niet en verwierp het beroep om volgende redenen:

Het Hof oordeelde dat er geen sprake was van schending van de standstill-verplichting nu deze bepaling het beschermingsniveau van zowel het recht op arbeid als het recht op bescherming van de gezondheid niet vermindert. Het Hof erkent weliswaar dat deze regeling een negatieve financiële impact hebben op de niet-geconventioneerde radiologen en op de ziekenhuizen waar zij werken, maar niet in die mate dat het een achteruitgang van het beschermingsniveau van het recht op bescherming van de gezondheid inhoudt. Ook verhindert deze bepaling volgens het Hof niet om zich als radioloog te vestigen of om het beroep van radioloog te blijven uitoefenen.

Wat betreft de vermeende schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie oordeelde het Hof dat er geen ongerechtvaardigd verschil in behandeling wordt ingesteld tussen niet-geconventioneerde radiologen en andere niet geconventioneerde zorgverleners, en tussen patiënten die een ambulante verstrekking met toepassing van zware medische beeldvorming moeten ondergaan en andere patiënten. Het Hof oordeelde immers dat die verschillen in behandeling redelijk verantwoord zijn ten aanzien van de legitieme doelstelling die wordt nagestreefd, zijnde de toegankelijkheid vrijwaren van de verstrekkingen die worden verleend met toepassing van zware medische beeldvorming.

Tot slot oordeelde het Hof dat de bestreden bepaling niet raakt aan het recht van de niet geconventioneerde radiologen om zich niet te verenigen. Daarnaast valt zij volgens het Hof niet onder het toepassingsgebied van het recht op het ongestoord genot van de eigendom. Hierdoor is er volgens het Hof geen sprake van schending van de vrijheid van vereniging en het eigendomsrecht.

Bron: Grondwettelijk Hof, persbericht arrest 20/2025, 6 februari 2025

Related Posts