Wanneer een onderneming een overeenkomst zou aangaan met een zelfstandige dienstverlener wordt er standaard een niet-concurrentiebeding bedongen in de overeenkomst. Een niet-concurrentiebeding is een clausule in een overeenkomst die verbiedt om gedurende de overeenkomst en vaak ook na het beëindigen van de overeenkomst concurrentiële activiteiten uit te oefenen.
Wanneer er niets geregeld zou worden, dan geldt het principe van de vrijheid van ondernemen. Dit zou betekenen dat de zelfstandige dienstverlener concurrentiële activiteiten zou mogen uitoefenen, mits naleving van de eerlijke marktpraktijken. Om deze reden is het belangrijk om een niet-concurrentiebeding te voorzien.
Het niet-concurrentiebeding is niet wettelijk geregeld. Doch gelden volgens de rechtspraak een aantal geldigheidsvereisten waarmee rekening moet worden gehouden bij het opstellen van dergelijk beding.
Vooreerst moet het beding beperkt zijn in de tijd. De periode waarvoor het niet-concurrentiebeding na de beëindiging van de samenwerking geldt, dient uitdrukkelijk bepaald te worden. De duur daarvan hangt echter af van concrete omstandigheden en dient proportioneel te zijn. Denk maar bijvoorbeeld aan de duur van de samenwerking. Logischerwijs moet dit aspect in aanmerking worden genomen om de duur van het beding te bepalen. Heeft de samenwerking bijvoorbeeld betrekking op een opdracht van 3 maanden, zal een concurrentieverbod van 1 jaar mogelijks disproportioneel zijn.
Daarnaast dient het beding territoriaal beperkt te zijn en dit rekening houdend met het rechtmatig belang van de opdrachtgever. Wanneer bijvoorbeeld een opdrachtgever niet actief is in Spanje maar er wel een niet-concurrentiebeding van toepassing is in Spanje, zal dit beding als ongeldig worden beschouwd aangezien de opdrachtgever geen rechtmatig belang heeft voor dergelijk verbod.
Bovendien moet er een beperking zijn wat betreft de activiteiten waarop het beding van toepassing is. Deze activiteiten moeten namelijk betrekking hebben op de activiteiten die de zelfstandige dienstverlener uitvoerde voor de opdrachtgever. Hierbij is het dus belangrijk om de activiteiten zo nauwkeurig en zo waarheidsgetrouw te omschrijven.
Wanneer het niet-concurrentiebeding de geldigheidsvereisten niet respecteert, kan de rechter het beding nietig verklaren. Om dergelijke nietigheid te vermijden, is het raadzaam om in het niet-concurrentiebeding op te nemen dat indien het beding de geldigheidsvereisten zou overschrijden, de partijen er zich van onthouden de nietigheid te vorderen en in de plaats daarvan het beding gematigd zal worden tot hetgeen maximaal toegelaten is.
In geval van de schending van een niet-concurrentiebeding zal het vaak moeilijk zijn om de daardoor geleden schade te bewijzen en te begroten. Om deze reden wordt er vaak voorzien in een vaste schadevergoeding die vervat is in de overeenkomst om op deze manier de lastige bewijsvoering te vermijden. Deze clausule kan echter aangevuld worden met de vermelding dat wanneer de werkelijke schade hoger zou zijn dan deze vervat in de vaste schadevergoeding er toch nog een mogelijkheid is om deze te vorderen. In dat geval zal er wel aangetoond moeten worden dat de schade groter is dan de vaste schadevergoeding.