Kan in kader van een BTW-controle de fiscale ambtenaar zijn controlebevoegdheid uitbreiden naar een andere vennootschap?

In een nieuwsflash van 10 december 2020 informeerden wij u over het fiscaal visitatierecht inzake de BTW-controle.

Zoals reeds meegedeeld dient u als belastingplichtige volgens artikel 63 W.BTW de ambtenaar de vrije toegang te verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend.

De ambtenaar kan vervolgens de boeken en stukken controleren die zich aldaar bevinden.

“Eenieder die een economische activiteit uitoefent, moet aan de ambtenaren die bevoegd zijn om de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde te controleren en in het bezit zijn van hun aanstellingsbewijs, op elk tijdstip en zonder voorafgaande verwittiging, vrije toegang verlenen tot de ruimten waar de activiteit wordt uitgeoefend teneinde hen in staat te stellen:
1° de boeken en stukken te onderzoeken die zich aldaar bevinden;
2° door middel van de gebruikte uitrusting en met de bijstand van de betrokkene de betrouwbaarheid na te gaan van de geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkingen, door onder meer de voorlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm;
3° de aard en de belangrijkheid vast te stellen van de aldaar uitgeoefende werkzaamheid en van het daarvoor aangestelde personeel, alsook van de aldaar aanwezige koopwaren en goederen, met inbegrip van de produktie- en vervoermiddelen.

Als ruimten waar een activiteit wordt uitgeoefend moeten onder meer worden beschouwd de burelen, de fabrieken, de werkplaatsen, de opslagplaatsen, de bergplaatsen, de garages alsmede de als fabriek, werkplaats of opslagplaats gebruikte terreinen.”

De vraag stelde zich of de ambtenaar die de boeken en bescheiden van vennootschap X ter plaatse controleert, zijn controlebevoegdheden kan uitbreiden in die zin dat hij de boeken en bescheiden van vennootschap Y die zich ook aldaar bevinden, kan controleren?

Het Hof van Beroep te Brussel sprak zich hierover in een arrest van 21 mei 2019 over uit.

In de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het arrest was sprake van een BTW-controle van de vennootschap X, een taverne.

Toen de ambtenaren zich begaven naar de taverne, werden zij gevraagd om zich te begeven naar een ander adres waar de boekhoudkundige en administratieve stukken van de vennootschap X zich bevonden.

Éénmaal ter plekke vonden de ambtenaren de boekhoudkundige stukken van de vennootschap Y. Op basis van artikel 61, §2 WBTW werden vijf kartonnen dozen met kasstroomoverzicht van de vennootschap Y voor de jaren 2005 tot 2008 ingehouden. Op basis hiervan werd een aanvullende aanslag gevestigd.

Het Hof oordeelde in deze zaak dat de ambtenaar tijdens een fiscale visitatie op basis van artikel 63 W.BTW, die betrekking heeft op vennootschap X, niet haar onderzoeksbevoegdheden kan uitbreiden om ook ter plekke de boekhoudkundige stukken van vennootschap Y te controleren.

Hierover anders oordelen zou volgens het Hof neerkomen op een strijdigheid met artikel 8.1. van het EVRM vermits de uitgebreide fiscale visitatie ten opzichte van vennootschap Y niet voldoet aan de vereiste van “voorzienbaarheid”.

Tegen deze uitspraak werd cassatieberoep ingesteld door de Belgische Staat.

Op 14 januari 2021 sprak het Hof van Cassatie zich hierover uit en verbrak het arrest van het Hof van Beroep te Brussel.

Volgens het Hof van Cassatie is aan de vereiste van voorzienbaarheid, zoals gesteld door artikel 8.2. EVRM, voldaan indien de wet in voldoende duidelijke mate laat begrijpen aan wat de belastingplichtige zich kan verwachten.

Het Hof verduidelijkt hierbij dat de belastingplichtige zich eraan kan verwachten dat ten allen een fiscale visitatie wordt uitgevoerd.

Artikel 8.2. EVRM vereist daarentegen niet dat de visitatie zelf in een concreet geval moet voorzienbaar zijn.

Het Hof van Cassatie stelt dan ook dat het Hof van Beroep de “voorzienbaarheid van de wet met de voorzienbaarheid van een welbepaald onderzoek” (“une investigation en particulier”) verwart.

Bronnen:

Brussel (Fr.) nr. 2014/AF/304, 21 mei 2019 (rolnummer 2014/AF/304) Cassatie 14 januari 2021 (beschikbaar via stradalex)