21 december 2023, een datum die voorgoed zijn plaats in de annalen van de voetbalgeschiedenis heeft opgeëist. Naast de uitspraak van het HvJ waarbij werd geoordeeld dat de UEFA en FIFA geen sancties mogen opleggen aan ploegen die zouden deelnemen aan een externe competitie, hetgeen de deur naar de oprichting van een Super League wagenwijd openzet, werd eveneens het langverwachte arrest geveld in de zaak die Royal Antwerp had aangespand tegen de UEFA en KBVB in verband met de home-grown regels.
De UEFA had in 2005 regels uitgevaardigd waarbij voetbalclubs die deelnemen aan haar internationale competities, minstens acht home-grown spelers op het wedstrijdblad moeten inschrijven. Onder home-grown spelers wordt verstaan “spelers die ongeacht hun nationaliteit, gedurende minstens drie jaar zijn opgeleid door hun club of door een andere club die bij dezelfde nationale voetbalbond is aangesloten”. Van deze acht spelers moeten er minstens vier zijn die opgeleid zijn door de club die hen inschrijft.
Royal Antwerp is van oordeel dat deze regels strijdig zijn met Unierecht, meer bepaald met het mededingingsrecht en het vrij verkeer van werknemers, en startte hieromtrent een procedure. Nadat er een prejudiciële vraag werd gesteld aan het Hof, heeft deze laatste zich nu uitgesproken.
Wat betreft het mededingingsrecht is het Hof van oordeel dat deze regels inderdaad een inbreuk vormen op het mededingingsrecht. Ze zouden immers tot gevolg kunnen hebben dat de mogelijkheid van de clubs wordt beperkt om elkaar te beconcurreren door talentvolle spelers aan te trekken, ongeacht waar die zijn opgeleid, hetgeen een cruciale rol speelt in het profvoetbal. Het Hof was echter wel van oordeel dat de regels mogelijks kunnen blijven voortbestaan mits de KBVB en UEFA kunnen aantonen dat de regels worden gerechtvaardigd door het nastreven van legitieme doelstellingen van algemeen belang die als zodanig niet mededingingsbeperkend zijn én dat de daartoe gebruikte middelen werkelijk noodzakelijk en evenredig zijn.
Aangaande het vrij verkeer van werknemers oordeelde het Hof dat de voorliggende regels kunnen leiden tot indirecte discriminatie op grond van nationaliteit, ten koste van spelers die afkomstig zijn uit andere lidstaten, aangezien het voor hen moeilijker zal zijn om aan de voorwaarden van voormelde regels te voldoen en aldus moelijker zal zijn om op het wedstrijdblad terecht te komen. Ook hier blijft het volgens het Hof mogelijk voor de UEFA en KBVB om aan te tonen dat de regels in verhouding staan tot het legitieme doel, zijnde het aanmoedigen om spelers op te leiden.
Het zal dan ook aan de verwijzende rechter zijn om de definitieve knoop door te hakken.