Op 4 juni 2025 wees het Hof van Cassatie een belangrijk arrest. Er werd immers cassatieberoep ingesteld tegen drie arresten van het hof van beroep te Brussel, gewezen op 5 oktober 2021, 21 februari 2024 en 3 februari 2025.
Het Hof oordeelde dat de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon in zake ingeroepen kon worden wegens de fouten van haar bestuurder. Het hof van beroep was van mening dat de bestuurder van de vennootschap de structuur doelbewust had aangewend om persoonlijke inkomsten te verbergen en zodoende onrechtmatig aanspraak te maken op sociale voordelen. De vennootschap had onvoldoende interne controlemechanismen voorzien om dergelijk misbruik te voorkomen, waardoor de fouten van de bestuurder aan de rechtspersoon kunnen worden toegerekend. Het Hof van Cassatie bevestigde deze redenering en stelde dat het oordeel van de appelrechter binnen zijn soevereine appreciatiebevoegdheid viel.
Ook andere aangevoerde middelen, waaronder de vermeende schending van het recht op een eerlijk proces wegens het niet heropenen van de debatten, werden zonder gevolg gelaten. Het Hof stelde dat de beslissing om de debatten al dan niet te heropenen tot de discretionaire bevoegdheid van de feitenrechter behoort en geen afzonderlijke motivering vereist.
Dit arrest bevestigt nogmaals dat rechtspersonen strafrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden wanneer de interne organisatie tekortschiet en misbruik toelaat.
Het is daarom belangrijk dat rechtspersonen hierop anticiperen en de nodige controlemechanismen voorzien.
BRON: ECLI:BE:CASS:2025:ARR.20250604.2F.15