Hof van Cassatie spreekt zich uit over het verzet van de curator tegen de aan de bestuurders verleende kwijting

Met het arrest van 18 juni 2021 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over een cassatieberoep gericht tegen het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 3 december 2018.

De feiten

De feiten die aanleiding hebben gegeven tot dit geschil waren de volgende.

Op de algemene vergadering over het boekjaar 2013 werd conform artikel 554 van het Wetboek van Vennootschappen aan de bestuurders van de vennootschap S. kwijting verleend voor alle genomen beslissingen in dat boekjaar.

De algemene vergadering hoort het jaarverslag en het verslag van de commissarissen en behandelt de jaarrekening.

Na de goedkeuring van de jaarrekening, beslist de algemene vergadering bij afzonderlijke stemming over de aan de bestuurders en commissarissen te verlenen kwijting. Deze kwijting is alleen dan rechtsgeldig, wanneer de ware toestand van de vennootschap niet wordt verborgen door enige weglating of onjuiste opgave in de jaarrekening, en, wat de extrastatutaire of met dit wetboek strijdige verrichtingen betreft, wanneer deze bepaaldelijk zijn aangegeven in de oproeping.

In het boekjaar 2013 werden ondermeer alle uitgeverijen die de vennootschap bezat, verkocht. Aldus werd voor deze beslissing ook kwijting verleend aan de bestuurders.

Op 14 oktober 2014 werd het faillissement van de vennootschap geopend.

Na nazicht van de boeken is de aangestelde curator van mening dat de aansprakelijkheid van de bestuurders in het gedrang is bij de beslissing over de verkoop van de uitgeverijen.

De curator beroept zich hiervoor op het artikel 528, eerste lid van het Wetboek van Vennootschappen:

De bestuurders zijn, hetzij jegens de vennootschap, hetzij jegens derden, hoofdelijk aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtreding van de bepalingen van dit wetboek of van de statuten van de vennootschap.

(Wat overtredingen betreft waaraan zij geen deel hebben gehad, worden de bestuurders en de leden van het directiecomité slechts ontheven van de aansprakelijkheid bepaald in het eerste en het tweede lid indien hun geen schuld kan worden verweten en zij die overtredingen, naargelang van het geval, hebben aangeklaagd op de eerste algemene vergadering of op de eerstkomende zitting van de raad van bestuur nadat zij er kennis van hebben gekregen.)

De door de algemene vergadering verleende kwijting werkt aldus enkel ten aanzien van de vennootschap. Er wordt bijgevolg geen afbreuk gedaan aan het recht van derden om een vordering in bestuurdersaansprakelijkheid in te stellen.

Het arrest van het Hof van Beroep te Gent

Het arrest van het Hof van Beroep te Gent oordeelt dat wanneer de curator derden of bestuurders aanspreekt, hij geen vordering namens de individuele schuldeisers instelt. In dat geval gaat het volgens het Hof van Beroep namelijk over een vennootschapsvordering.

Bijgevolg is volgens het Hof van Beroep de rechtsgeldig verleende kwijting van de algemene vergadering dan ook tegenstelbaar aan de curator zowel wat betreft zijn vorderingen op grond van artikel 527 Wetboek van Vennootschappen, als op grond van artikel 528 Wetboek van Vennootschappen en artikel 1382 B.W.

Hierdoor worden zowel de aansprakelijkheid voor gewone bestuursfouten (artikel 527 W.Venn.), voor inbreuken op het Wetboek van Vennootschappen of de statuten (artikel 528 W.Venn.) als voor eventuele miskenning van de algemene zorgvuldigheidsnorm (artikel 1382 B.W.) volgens het Hof van Beroep gedekt door de rechtsgeldig verleende kwijting.

Het arrest van het Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie stelt echter dat de kwijting niet aan de curator kan worden tegengeworpen wanneer hij ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers een vordering in bestuurdersaansprakelijkheid instelt op grond van artikel 528 Wetboek van Vennootschappen.

Immers, wanneer de curator namens de boedel optreedt, oefent hij de gemeenschappelijke rechten van de schuldeisers uit.

Het Hof vernietigt dan ook het arrest van het Hof van Beroep te Gent in zoverre het de vordering van de curator, gesteund op artikel 528 Wetboek van Vennootschappen, en de daarop gesteunde vorderingen tot vergoeding afwijst.

Bron: Arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 2021 (nr. C.19.0255.N)