Geen erfbelastingen verschuldigd op geregistreerde schenking bij onderhandse akte?

In België worden schenkingen van roerende goederen, op voorwaarde dat ze geregistreerd werden, onderworpen aan lage vlakke belastingtarieven conform art. 2.8.4.1.1 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit.

“Art. 2.8.4.1.1 VCF

§2 Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt:

1° 3 % voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2°  7 % voor een verkrijging door andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”

 Deze regel geldt ongeacht de tijd die verstrijkt tussen de schenking en het overlijden van de schenker.

Voor wat betreft de schenkingen die gedaan werden tot 3 jaar voor het overlijden van de schenker en die niet ter registratie aangeboden werden, geldt de regel dat deze geacht worden deel uit te maken van de nalatenschap van de schenker, waardoor op deze schenkingen hoge erfbelastingen verschuldigd zijn.

Erfbelastingen zijn in de regel veel hoger dan vlakke schenkingsrechten.

“Art. 2.7.1.0.5 VCF

§1

De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de drie jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.”

 Opdat een schenking naar Belgisch recht geldig is, is overeenkomstig art. 931 BW een notariële akte vereist. Een schenking louter bij onderhandse akte is nietig.

“Art. 931 BW

Alle akten houdende schenking onder de levenden worden verleden voor notaris, in de gewone contractvorm : en daarvan wordt, op straffe van nietigheid, een minuut gehouden.”

 Het komt in het dagelijks leven vaak voor dat er op het sterfbed van de schenker nog snel een schenking van roerende goederen gebeurt. De schenking gebeurt op het laatste moment, waardoor er slechts een onderhandse akte wordt opgemaakt omdat er geen tijd is om nog een notaris consulteren.

De schenking wordt vervolgens wel onmiddellijk ter registratie aangeboden zodat niet de hoge erfbelastingen zouden verschuldigd zijn, doch enkel de lage vlakke schenkingsrechten.

De fiscus is uiteraard niet opgezet met deze handelswijze en beroept zich steevast op de nietigheid van de schenking bij onderhandse akte (conform art. 931 BW), om dan te kunnen stellen dat er nooit een schenking plaatsvond en aldus de hoge successierechten verschuldigd zijn.

In een recente zaak van het Hof van Beroep te Gent d.d. 15/12/2020, fluit de rechter de fiscus echter terug.

In deze zaak schonk een echtpaar op 20 april 2016 aan elk van hun 2 zonen 500.000,00 euro bij onderhandse akte. De akten werd dezelfde nog dag ter registratie aangeboden. Enkele uren nadien sterft echter een van beide ouders.

Bij de berekening van de erfbelasting nam de Vlaamse Belastingdienst de schenkingen, voor in totaal 1.000.000,00 euro, op in het belastbaar actief, daar zij meent dat de gedane schenkingen nietig zijn.

Het Hof van Beroep te Gent stelt dat de constitutieve bestanddelen van een schenking aanwezig zijn (m.n. de animus donandi), doch dat zij naar de vorm gebrekkig zijn daar er een authentieke akte ontbreekt.

Maar stelt het Hof, de schenkingen vallen onder het toepassingsgebied van artikel 1340 BW, waardoor de nietigheid wegens miskenning van de vormvereisten van artikel 931 BW slechts van relatieve aard is.

Enkel de erfgenamen en de rechtverkrijgenden van de schenker kunnen bijgevolg de nietigheid inroepen, hetgeen zij in casu niet doen.  De nietigheid kan volgens het Hof niet door de Fiscus worden ingeroepen.

Art. 1340 BW

Uit de bevestiging, bekrachtiging of vrijwillige uitvoering van een schenking door de erfgenamen of rechtverkrijgenden van de schenker, na zijn overlijden, volgt de afstand hunnerzijds van het recht om zich te beroepen hetzij op gebreken in de vorm, hetzij op enige andere exceptie.”

Het Hof oordeelt dan ook dat de naar de vorm gebrekkige maar bevestigde schenkingen geldig zijn. De schenkingen werden geregistreerd en maken aldus geen deel uit van de belastbare grondslag in de erfbelasting.

De geregistreerde schenking van roerende goederen bij onderhandse akte is aldus belast aan de lage en vlakke tarieven van de schenkingsrechten en niet aan de hoge tarieven van de erfbelastingen.

Bron:

    • Gent 15 december 2020, 2019/AR/1907;
    • Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013
    • Burgerlijke Wetboek van 21 maart 1804