Een ongeval met een tram: gewild of ongewild?

Op 7 oktober 2022 sprak het Hof van Cassatie zich uit over de buitencontractuele aansprakelijkheid bij een verkeersongeval.

De feiten die aanleiding gaven tot dit arrest waren de volgende.

EO was met vrienden op stap op 1 augustus 2018 in Oostende toen hij om 4u30 een stilstaande tram zag. Om op te vallen, stak hij zijn vingers tussen de rubbers van de deuren aan de buitenkant van de tramdeuren. Vervolgens bleef EO aan de tram hangen tot deze vertrok. Uiteindelijk viel EO van de rijdende tram en raakte hierbij zwaargewond. Dit bracht tevens tal van medische kosten met zich mee.

EO en zijn ouders wensten een vergoeding te bekomen voor de geleden schade. Zij stelden een vordering tot schadevergoeding in op basis van artikel 29bis WAM-wet.

Artikel 29bis, §1 WAM-wet bepaalt het volgende:

Art. 29bis, §1 WAM-wet:

“Bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken. Deze bepaling is ook van toepassing indien de schade opzettelijk werd veroorzaakt door de bestuurder.

Bij een verkeersongeval waarbij een motorrijtuig is betrokken dat aan spoorstaven is gebonden, rust de verplichting tot schadevergoeding die in het voorgaande lid is bepaald, op de eigenaar van het motorrijtuig.

Schade aan functionele prothesen wordt beschouwd als lichamelijke schade. (Onder functionele prothesen wordt verstaan: de door het slachtoffer gebruikte middelen om lichamelijke gebreken te compenseren.

Artikel 19bis-11, § 1 is van toepassing op deze schadevergoeding. Wanneer het ongeval evenwel door toeval gebeurde, blijft de verzekeraar tot vergoeding gehouden.
De bepalingen van dit artikel zijn tevens van toepassing op de verkeersongevallen (in de zin van het eerste lid) waarbij motorrijtuigen zijn betrokken die krachtens artikel 10 van deze wet vrijgesteld zijn van de verplichting tot verzekering en wanneer de eigenaars van die motorrijtuigen gebruik hebben gemaakt van die vrijstelling.
Slachtoffers die ouder zijn dan 14 jaar en het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, kunnen zich niet beroepen op de bepalingen van het eerste lid.

Deze vergoedingsplicht wordt uitgevoerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen betreffende de aansprakelijkheidsverzekering in het algemeen en de aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen in het bijzonder, voorzover daarvan in dit artikel niet wordt afgeweken.”

De aandacht moet hier worden gevestigd op artikel 29bis, §1, zesde lid WAM-wet.

Artikel 29bis, §1, zesde lid WAM-wet bepaalt uitdrukkelijk dat wanneer het slachtoffer (ouder dan 14 jaar) het ongeval heeft gewild, hij geen aanspraak kan maken op een schadevergoeding.

De centrale vraag waarover de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge zich moest buigen is de volgende: “Heeft EO het ongeval en zijn gevolgen gewild?

De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge was van oordeel dat er sprake was van een verkeersongeval in de zin van artikel 29bis van de WAM-wet. De rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge was tevens van oordeel dat EO het ongeval en zijn gevolgen gewild heeft. Dit heeft als gevolg dat artikel 29bis, §1, zesde lid van de WAM-wet van toepassing is. Deze bepaling houdt in dat het slachtoffer EO geen recht heeft op schadevergoeding.

EO en zijn ouders dienen de medische kosten dus zelf te dragen.

EO en zijn ouders zijn het niet eens met deze beslissing en tekenden cassatieberoep aan.

Hof van Cassatie

Het Hof van Cassatie begint met de relevante wetsbepalingen uiteen te zetten.

Artikel 29bis WAM-wet bepaalt dat bij een verkeersongeval waarbij een of meer motorrijtuigen betrokken zijn, op de plaatsen bedoeld in artikel 2, § 1, wordt, met uitzondering van de stoffelijke schade en de schade geleden door de bestuurder van elk van de betrokken motorrijtuigen, alle schade geleden door de slachtoffers en hun rechthebbenden en voortvloeiend uit lichamelijke letsels of het overlijden, met inbegrip van de kledijschade, hoofdelijk vergoed door de verzekeraars die de aansprakelijkheid van de eigenaar, de bestuurder of de houder van de motorrijtuigen overeenkomstig deze wet dekken.

Ingevolge artikel 29bis, §1, zesde lid van de WAM-wet kunnen slachtoffers die ouder zijn dan 14 jaar en het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, zich niet beroepen op de bepalingen van het eerste lid van artikel 29bis van de WAM-wet.

Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de uitsluiting van slachtoffers die het ongeval en zijn gevolgen hebben gewild, strikt moet worden geïnterpreteerd. Het betreft met name enkel slachtoffers die de bij het ongeval geleden schade hebben gewild.

Het is de taak van de rechter om te bepalen of een slachtoffer het ongeval en zijn gevolgen heeft gewild. Het is wel zo dat het Hof van Cassatie dient na te gaan of de rechter op basis van de vaststellingen tot zijn beslissing is kunnen komen.

Het Hof van Cassatie is van oordeel dat de appelrechter die op basis van de voorliggende feiten oordeelde dat EO het ongeval en zijn gevolgen had gewild, deze beslissing niet naar recht verantwoordt.

Het Hof van Cassatie vernietigde het bestreden vonnis en verwees de zaak naar de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, rechtszitting houdend in hoger beroep.

Bron: Cass. 7 oktober 2022, www.stradalex.be; www-stradalex-com.kuleuven.e-bronnen.be/nl/sl_news/document/sl_news_article20221026-1-nl.