Dat het Hof van Justitie een belangrijke impact kan hebben op de voetbalwereld, bleek al in 1995 toen het Hof het Bosman-arrest had geveld. Ingevolge dit arrest kon voor spelers van wie het contract afgelopen was, niet langer een transfersom gevraagd worden. Tevens werden de beperkingen op het aantal buitenlandse spelers opgeheven voor zover het spelers uit EU-landen betrof. Dit zorgde ervoor dat de clubs drastische aanpassingen moesten doorvoeren in hun werking.
Met een bang hart leefden de clubs toe naar 4 oktober 2024. Er werd dan immers een arrest geveld in de zaak Diarra, dewelke mogelijk nog een grotere impact kon hebben als het Bosman-arrest. Het Hof diende zich uit te spreken over de complementariteit van de FIFA transferregels met het vrij verkeer van personen in de Europese Unie.
De aanleiding hiervan was een geschil tussen Lassana Diarra en de Russische club Lokomotiv Moskou. Diarra had een contract getekend bij deze club maar zag zijn contract een jaar later eenzijdig beëindigd worden. Lokomotiv Moskou was immers van oordeel dat Diarra zijn contract had geschonden en had hiervoor tevens een schadevergoeding gevorderd. Dit had grote gevolgen voor Diarra. De FIFA-regels schrijven immers voor dat in dergelijke gevallen de speler én de club die hem nadien in dienst wilt nemen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de te betalen schadevergoeding aan de voormalige club. Daarnaast kan de bond van de club waarbij de speler voordien aangesloten was, weigeren om een internationaal transfercertificaat af te leveren aan de bond waarbij de nieuwe club van de speler aangesloten is zolang het geschil met de voormalige club duurt.
Diarra was in grote lijnen rond met Sporting Charleroi maar zag de transfer last minute afgeketst worden, gelet op het gegeven dat Charleroi het risico niet wou nemen om aansprakelijk te worden gesteld voor voormelde schadevergoeding.
Diarra was dan ook van oordeel dat dergelijke regelgeving in strijd was met het vrij verkeer van werknemers aangezien zijn zoektocht naar een nieuwe club ernstig werd bemoeilijkt. Hij besloot een procedure aan te spannen tegen de FIFA en de KBVB voor de Belgische rechtbank om zijn schade bestaande uit inkomstenderving, vergoed te zien. In dit geschil had de Belgische rechter de prejudiciële vraag gesteld of dergelijke regelgeving in strijd was met het vrij verkeer van werknemers en het Europees mededingingsrecht.
Op 30 april 2024 werden beide vragen reeds positief beantwoord door advocaat-generaal Szpunar. Dit is vaak een goede indicatie over hoe het Hof zich zal uitspreken.
Op 4 oktober 2024 volgde het finale verdict. Het Hof oordeelde in navolging van Szpunar dat er weldegelijk sprake was van strijdigheid met het vrij verkeer van werknemers en dat de regels niet evenredig lijken te zijn met het beoogde doel. Ook oordeelde het Hof dat er sprake was van schending van de Europese mededingingsregels. Het verbod om spelers aan te werven die elders onder contract liggen verhindert immers de concurrentie tussen voetbalclubs.
Op grond van het voorgaande wordt er vermoed dat FIFA niet al te lang zal wachten om de regelgeving aan te passen in die zin dat het makkelijker zal worden voor spelers om hun contract eenzijdig te beëindigen. Indien dit gebeurt, zullen de transfersommen onvermijdelijk dalen hetgeen verregaande gevolgen kan hebben voor onze Belgische clubs aangezien dit momenteel één van de grootste inkomstenbron is.