De wederverhuringsvergoeding is een schadevergoeding die kan gevorderd worden bij de huurder voor het geval dat de huurovereenkomst vroeger wordt beëindigd door toedoen van de huurder, bijvoorbeeld bij gerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst wegens wanbetaling. Deze schadevergoeding dient opgevat te worden als een compensatie voor de schade van de verhuurder voor de periode dat het pand leegstaat terwijl hij op zoek is naar een nieuwe huurder en hierdoor dus geen huurinkomsten ontvangt.
De wettelijke grondslag hiervan is artikel 1760 van het (oud) Burgerlijk Wetboek:
“In geval van ontbinding van de huur door de schuld van de huurder, is deze verplicht de huurprijs te betalen gedurende de tijd die voor de wederverhuring nodig is, onverminderd de vergoeding van de schade die door het wangebruik mocht zijn veroorzaakt.”
In het verleden werd de wederverhuringsvergoeding vaak forfaitair vastgesteld op drie maanden huur. In de rechtspraak wordt hier echter steeds vaker van afgeweken. Zo wordt er benadrukt dat dergelijke vergoedingen niet automatisch zijn en dat de werkelijke schade moet worden aangetoond. Ook herleiden Vrederechters dergelijke vergoedingen steeds vaker naar de helft om reden dat de tijd die nodig is tot wederverhuring merkelijk korter is, gelet op de schaarste op de huurmarkt.
Het is dan ook belangrijk om in de huurovereenkomst duidelijke afspraken te maken over de vergoeding bij voortijdige beëindiging. Zonder dergelijke bepalingen kan de verhuurder mogelijks enkel aanspraak maken op een vergoeding die overeenstemt met de daadwerkelijk geleden schade, wat in de praktijk moeilijk te bewijzen kan zijn. Bovendien moeten dergelijke clausules evenwichtig en redelijk zijn om niet als onrechtmatig te worden beschouwd.
Heeft u hulp nodig bij het opstellen van een huurovereenkomst, aarzel dan zeker niet om ons te contacteren.