De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) en de integratietegemoetkoming (IT) vormen beiden een financiële hulp voor personen met een beperking. Ze trachten de desbetreffende persoon in dezelfde situatie te plaatsen alwaar hij zou zitten indien hij geen beperking zou hebben.
Gelet op de inflatie die zich in stijgende lijn blijft voortzetten, dringt zich uiteraard ook hier een indexering op, teneinde de persoon de mogelijkheid te geven zich financieel aan de stijgende consumptieprijzen aan te passen. Het principe is duidelijk: indien de consumptieprijzen stijgen, dienen de lonen eveneens te stijgen. Dit mag overigens niet afhangen van de positie waarin iemand zich bevindt, of u nu een arbeider, bediende of uitkeringsgerechtigde bent.
Echter, deze lijn werd niet doorgetrokken voor de IVT en IT, integendeel, de persoon dient zelfs in te boeten op de tegemoetkomingen ten gevolge van de indexeringen op zijn andere inkomsten.
Indien persoon X bijvoorbeeld geniet van een medisch pensioen en dit pensioen wordt geïndexeerd conform de consumptie-index, zal er zich een herberekening voordoen van de IVT en IT. Deze herberekening zal tot gevolg hebben dat zijn/haar tegemoetkoming en het totale inkomen hierdoor (aanzienlijk) zal dalen.
Met andere woorden, de indexatie van het pensioen (die nota bene als doel heeft de inkomsten van een persoon aan te passen aan de inflatie) heeft als gevolg dat persoon X zal moeten inboeten op zijn IVT en IT waardoor de indexatie in casu nihil is en de betrokkene aldus aan koopkracht verliest.
Op termijn leidt dit tot nefaste en bovendien frappante situaties waarbij de persoon met een beperking stelselmatig aan koopkracht verliest en dit terwijl de inflatie stijgt.
Hieromtrent werd reeds volgende schriftelijke parlementaire vraag gesteld (nummer 1355):
Sinds het begin van deze legislatuur werden de uitkeringen voor onder andere het minimumpensioen en heel wat minimumuitkeringen zoals het leefloon, het vervangingsinkomen voor personen met een handicap en IGO-uitkeringen meermaals verhoogd. Dit gebeurde als gevolg van de indexering, door de verdeling van de welvaartsenveloppe van 700 miljoen euro door de sociale partners, maar ook door de inspanningen die deze regering levert om de laagste uitkeringen en minimumpensioenen op te trekken. Dit zijn uiteraard zeer belangrijke stappen om ervoor te zorgen dat ook de minimumuitkeringen en -pensioenen boven de armoedegrens komen te liggen. Heel wat mensen die een dergelijke uitkering ontvangen, komen ook in aanmerking voor een verhoogde tegemoetkoming. Dankzij deze verhoogde tegemoetkoming wordt de kost van medische raadplegingen, medicijnen, hospitalisaties van deze mensen gevoelig verminderd. Bepaalde personen hebben automatisch recht op een verhoogde tegemoetkoming zoals leefloners die minimaal drie maanden een leefloon ontvangen, gepensioneerden met een inkomensgarantie voor ouderen (IGO), personen met een handicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) of integratietegemoetkoming (IT) ontvangen, enz. Daarnaast zijn er ook personen met een inkomen dat lager ligt dan het grensbedrag, die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming. Door het optrekken van de laagste uitkeringen, is er een groep mensen die plots geen recht meer hebben op een verhoogde tegemoetkoming. Dit komt omdat het grensbedrag voor de verhoogde tegemoetkoming wel meermaals werd verhoogd maar niet in dezelfde mate als dat de uitkeringen zijn gestegen. Nochtans is hun situatie niet fundamenteel veranderd. Zij zijn in dit geval vaak slechter af doordat het bedrag waarmee hun uitkering is verhoogd, veel lager ligt dan de tussenkomst van de verhoogde tegemoetkoming. 1. Bent u op de hoogte van de problematiek van de groep mensen die door het optrekken van de laagste uitkeringen plots geen recht meer hebben op een verhoogde tegemoetkoming? 2. Werkt u aan een mogelijke oplossing voor deze groep mensen die plots hun verhoogde tegemoetkoming verloren? Aan welke pistes denkt u? 3. Denkt u bijv. aan het optrekken van het grensbedrag overeenkomstig met de stijging van de laagste uitkeringen, om in aanmerking te komen voor een verhoogde tegemoetkoming?
Volgend antwoord werd dienvolgens gegeven door de minister:
Ik ben me er van bewust dat het verhogen van bepaalde uitkeringen tot gevolg kan hebben dat sommige verzekerden het recht op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming zouden verliezen als ze daardoor de inkomensgrens zouden overschrijden. Het koninklijk besluit van 15 januari 2014 betreffende de verhoogde verzekeringstegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, § 19, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt dat de inkomensgrens (basisbedrag en bedrag per bijkomend gezinslid) is gebonden aan de spilindex 114,97 (basis 2004 = 100) en wordt aangepast aan de index van de consumptieprijzen op eenzelfde wijze als die welke geldt voor de pensioenen. Wanneer het mechanisme bedoeld in artikel 5 of 72 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact wordt toegepast, kunnen de voormelde bedragen eveneens worden aangepast aan de welvaart op dezelfde wijze als voor de pensioenen. De indexering gebeurt volledig automatisch. De aanpassing aan de welvaart vereist een beslissing van de minister bevoegd voor Sociale Zaken. In toepassing van de voormelde bepaling heb ik vorig jaar dan ook beslist om de inkomensgrens vanaf 1 juli 2021 te verhogen met 2 %. De inkomensgrens werd aldus verhoogd met hetzelfde percentage als dat van de welvaartsaanpassing van het minimumpensioen. Naar aanleiding van de beslissing van de regering om het gewaarborgd minimumpensioen geleidelijk te verhogen, is er bovendien beslist om de inkomensgrens van de verhoogde verzekeringstegemoetkoming telkens te verhogen met hetzelfde percentage als het percentage van de verhoging van het minimumpensioen. De inkomensgrens (basisbedrag en bedrag per bijkomend gezinslid) zal aldus respectievelijk op 1 januari 2022, 1 januari 2023 en 1 januari 2024 telkens worden verhoogd met 2,65 %. Deze verhogingen moeten vermijden dat gepensioneerden maar ook andere personen ten gevolge van de verhoging van hun pensioen of uitkering het recht op de verhoogde tegemoetkoming zouden verliezen. De eerste aanpassing heeft uitwerking met terugwerkende kracht. Het ontwerp van koninklijk besluit dat deze verhogingen realiseert en dat ook een aantal andere wijzigingen doorvoert met betrekking tot de verhoogde tegemoetkoming, werd op 28 januari 2022 goedgekeurd door de Ministerraad. Het werd door de Koning op 15 maart 2022 ondertekend.
Uit voorgaande blijkt dat de aanpassing aan de welvaart in het kader van de IVT en IT een beslissing van de minister bevoegd voor Sociale Zaken vereist. Inzake heeft de minister ook beslist om de inkomensgrens vanaf 1 juli 2021 te verhogen met 2 % en later met 2,65%.
Dat deze indexatie volledig afwijkt en veel lager is dan de consumptie-index heeft tot gevolg dat de berekening leidt tot hallucinante situaties.
Terug in het voorbeeld van persoon X, heeft de indexatie van zijn medisch pensioen een daling van zijn IVT en IT tot gevolg. De herberekening vindt telkenmale om de 5 jaar plaats zodat er een vergelijking dient gemaakt te worden tussen de financiële situatie van de persoon aan het begin van deze 5 jaar en de financiële situatie van de persoon na 5 jaar.
Stel nu dat zijn medisch pensioen gestegen is met 15,71% over 5 jaar tijd ten gevolge van de indexatie.
Er zal zich vervolgens een herberekening voordoen van de IVT en de IT aangezien het inkomen van persoon X door de indexatie is gestegen met 15,71%, kan dit al snel tot gevolg hebben dat de tegemoetkomingen dalen met 500,00 EUR. Voor iemand met een laag inkomen is dit een gigantische hap in het maandelijks inkomen. Immers, dient de betrokken in casu een aanzienlijk deel van laatstgenoemde tegemoetkomingen afgeven, ondanks dat de verhoging van zijn inkomsten (lees: zijn medisch pensioen) enkel en alleen betrekking heeft op de indexatie.
De problematiek behelst op heden dan ook de volgende twee pijnpunten.
Ten eerste is de simulatietool nog steeds ingesteld op 2%, terwijl op heden al reeds 2,65% van toepassing is conform het antwoord van de minister. Na de berekening met de simulatietool (op basis van 2%) kwam men dan ook op hetzelfde bedrag uit als de hypothetische herberekening die werd toegepast op de IVT en IT van persoon X. Niettemin maakt de minister gewag van 2,65% doch behoudens vergissing, wordt deze klaarblijkelijk niet gehanteerd in de realiteit.
Ten tweede komt de waarde van noch 2% noch 2,65% allerminst tegemoet aan de economische realiteit van personen met een beperking. Terwijl het medisch pensioen geïndexeerd is op basis van de consumptie-index en stijgt met 15,71%, stijgt de inkomensgrens niet aan hetzelfde tempo waardoor er opnieuw een hiaat voorhanden is.
De persoon met een beperking wordt aldus in koopkracht verminderd daar er een deel van de indexering teniet gedaan wordt door de vermindering van de IVT en IT. Een sterk te betreuren feit daar hij zich al reeds in een uiterst kwetsbare situatie bevindt en hierdoor nog meer in de armoede zal verzeilen.
Het tegengewicht dat de minister derhalve wou bieden, in casu de verhoging van de inkomensgrens met 2% vanaf 1 juli 2021, is derhalve ontoereikend en komt geenszins tegemoet aan de problematiek die aan de grondslag ligt van de gestelde parlementaire vraag. De coherentie in België kent zijn vele gebreken en dit is er één van.
De tegemoetkomingen in hoofde van een persoon met een beperking vormen wel degelijk een wolf in schaapskleren: onder de noemer van een financiële gunst, wordt de koopkracht verminderd.
BRON: https://www.stradalex.com/nl/sl_src_publ_div_be_chambre/document/SVbkv_55-b083-1186-1355-2021202214513