BTW Verlaagd tarief van 6%: ook voor sociale huisvesting?

In een newsflash van 6 februari 2021 informeerden wij u over het verlaagd BTW tarief van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen.

Voortaan is deze regeling namelijk niet meer beperkt tot de 32 centrumsteden maar is deze tijdelijk uitgebreid tot het gehele grondgebied van het land en dit tot 31 december 2022.

Met de invoering van het verlaagd BTW tarief wil de overheid het namelijk gemakkelijker maken voor burgers en gezinnen om tegen lagere kosten een nieuwe woning te bouwen en te verwerven.

Zoals u reeds meegedeeld kan het verlaagd BTW tarief worden toegepast wanneer een bouwheer/koper (natuurlijke persoon) een gebouw laat afbreken met de bedoeling om het herop te bouwen en het zelf te bewonen.

Er moet namelijk gedurende een periode van 5 jaar sprake zijn van de enige en eigen woning en dit met een totale bewoonbare oppervlakte van maximaal 200 m2.

Aan de minister van Financiën werd de vraag gesteld of deze regeling ook van toepassing is ingeval de heropgebouwde woning door de bouwheer (natuurlijke persoon) wordt aangewend als een zorgwoning en aldus in de woning een persoon huisvest in kader van het Vlaamse zorgwonen.

Meer specifiek werd de vraag gesteld of de zorgwoning aangemerkt wordt als twee afzonderlijke wooneenheden voor de berekening van de totale bewoonbare oppervlakte per wooneenheid van maximum 200 m2.

In de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening wordt een zorgwoning namelijk omschreven als een gebouw waarbij een hoofdwooneenheid en een ondergeschikte wooneenheid worden gecreëerd, waarbij twee gezinnen gehuisvest worden.

De minister beantwoordde deze vraag als volgt:

“Het zorgwonen wordt in Vlaanderen omschreven als het creëren van een kleinere en ondergeschikte woongelegenheid binnen een bestaande woning, zodat maximaal twee oudere of hulpbehoevende personen kunnen inwonen.

De ondergeschikte wooneenheid moet één fysiek geheel vormen met de hoofdwoning en het mag niet gaan om een vrijstaand bijgebouw of mobiele zorgunit.

Bovendien mag de ondergeschikte wooneenheid inderdaad ten hoogste één derde uitmaken van het bouwvolume van de volledige woning, waarbij de ruimten die gedeeld worden met de hoofdwoning niet worden meegerekend.

Het is, tot slot, noodzakelijk dat de hoofdwoning en ondergeschikte wooneenheid aan dezelfde blote eigenaar toebehoren.

Wanneer de bouwheer een zorgwoning bouwt die moet worden aangemerkt als een eengezinswoning omdat het niet gaat om zelfstandige wooneenheden, zoals bijvoorbeeld bij appartementen, vormt de zorgwoning één geheel, waarvan de maximale bewoonbare oppervlakte beperkt is tot 20 m² voor de toepassing van het verlaagde BTW-tarief.

 De oppervlakten van alle woonvertrekken van deze zorgwoning moeten dan evenwel worden samengeteld.

Wanneer de zorgwoning toch wordt aangemerkt als een meergezinswoning, wat moet blijken uit feitelijke elementen, en de bouwheer eigenaar is van beide woningen, is in zijn hoofde niet voldaan aan het criterium inzake ‘enige woning’.”

Kortom, wanneer de zorgwoning wordt aangemerkt als een meergezinswoning, waarbij aldus sprake is van zelfstandige wooneenheden, is in dat geval niet voldaan aan de voorwaarde van de enige woning.

Indien daarentegen de zorgwoning wordt aangemerkt als een eengezinswoning omdat er geen sprake is van zelfstandige wooneenheden, dan kan het verlaagde BTW tarief wel van toepassing zijn ingeval de maximale bewoonbare oppervlakte beperkt is tot 200 m2.

Om deze maximale oppervlakte te berekenen moeten alle woonvertrekken van de zorgwoning worden samengeteld.

Bron:

Integraal Verslag, Kamercommissie Financiën, 10 februari 2021, nr. 55 COM 376, 2. https://www.dekamer.be/doc/CCRI/pdf/55/ic376.pdf