In artikel 73bis van de Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen van 14 juli 1994, kan men de volgende bepaling lezen:
Onverminderd eventuele straf- en/of tuchtrechtelijke vervolging, en onafgezien van de bepalingen uit de overeenkomsten of verbintenissen bedoeld in Titel III, is het de zorgverleners en gelijkgestelden verboden, op straffe van de maatregelen voorzien in artikel 142, § 1 :
1° reglementaire documenten [1 die de terugbetaling toelaten van de geneeskundige verstrekkingen]1 op te stellen, te laten opstellen, af te leveren of te laten afleveren wanneer de verstrekkingen niet werden verleend of afgeleverd [2 of wanneer zij werden verleend of afgeleverd gedurende een tijdelijke of definitieve periode van verbod tot uitoefening van het beroep] ;
2° hogervermelde reglementaire documenten op te stellen, te laten opstellen, af te leveren of te laten afleveren wanneer de verstrekkingen niet voldoen aan de voorwaarden bepaald [1 in deze wet, in haar uitvoeringsbesluiten en verordeningen, in de overeenkomsten en akkoorden afgesloten krachtens deze zelfde wet]1 [5 en/of verstrekkingen bedoeld in artikel 34 voor te schrijven gedurende een tijdelijke of definitieve periode van verbod tot uitoefening van het beroep] ;
3° hogervermelde reglementaire documenten op te stellen, te laten opstellen, af te leveren of te laten afleveren wanneer de uitgevoerde verstrekkingen noch preventief, noch curatief zijn in de zin van artikel 34 ;
4° verstrekkingen bedoeld in artikel 34 uit te voeren die overbodig of onnodig duur zijn in de zin van artikel 73 ;
In een beslissing van de Leidend Ambtenaar dd. 20.06.2024 is een verpleegkundige andermaal op het matje geroepen wegens het gebrek aan bewijs van prestaties.
Zo werden er door de verpleegkundige in kwestie meerdere forfait B’s aangerekend terwijl deze prestaties niet daadwerkelijk zijn uitgevoerd.
De verzekerden getuigden dat zij niet gewassen werden door de verpleegkundige terwijl dit wel werd aangerekend door de verpleegkundige.
Eveneens zou hij verschillende toiletten hebben aangerekend, terwijl deze niet werden uitgevoerd. De verpleegkundige beaamde dit overigens zelf.
Nu hij deze prestaties niet kon aantonen en de tenlastelegging niet werd betwist door hem, ligt er een inbreuk voor op voormeld artikel.
Daarenboven heeft hij verschillende soorten overscoringen aangerekend. Zo was er sprake van een aanrekening van een forfait B terwijl er slechts 7 toiletten per week aanrekenbaar waren, een aanrekening van een forfait A terwijl er slechts 2 toiletten per week aanrekenbaar waren en een aanrekening van een forfait C terwijl er slechts 7 toiletten per week aanrekenbaar waren.
De Leidend Ambtenaar verwijst hieromtrent naar de nomenclatuur, alwaar duidelijk bepaald wordt wanneer er een forfait A, B of C effectief mag aangerekend worden.
Kortom, de betrokken verpleegkundige was iets te ijverig in het aanrekenen van prestaties aangezien deze ofwel niet uitgevoerd waren ofwel een te hoog forfait kregen. Hij beschikte dan ook niet over de nodige documenten om deze prestaties al dan niet te kunnen bewijzen.
De Leidend Ambtenaar is om voornoemde reden niet mild geweest in zijn uitspraak: er dient 16.449,95 EUR terugbetaald te worden en er dienen boetes betaald te worden ten belope van 4.112,49 EUR.
Als verpleegkundige is administratief beheer aldus belangrijker dan ooit. Zelfs al worden bepaalde prestaties aangerekend, deze dienen eveneens duidelijk bewezen te worden.
BRON: https://www.riziv.fgov.be/SiteCollectionDocuments/rechtspraak_la_verpleegkundige_20240620_1.pdf