In een arrest van het Arbeidshof te Brussel dd. 03.09.2024 werd heel duidelijk gesteld dat het bereiken van de pensioenleeftijd wel degelijk tot gevolg heeft dat het pensioen verplicht dient aangevat te worden.
In casu betrof het een chirurg die reeds actief was sinds 1986. Hij deed zijn werk dermate graag dat hij zelfs bereid was zijn activiteiten verder te zetten na het bereiken van de pensioenleeftijd en zo aldus zijn pensioen uit te stellen.
In de samenwerkingsovereenkomst tussen de desbetreffende chirurg en het ziekenhuis alwaar hij te werk gesteld was, werd uitdrukkelijk bepaald dat hij op aanvraag slechts zijn activiteiten kon verder zetten “als partnergeneesheer of als geneesheer van de pool die dan tijdens de overgangsperiode de titel van senior coach draagt”.
Zulks geschiedde en de chirurg trachtte verder aan de slag te gaan als senior coach.
Het ziekenhuis bracht hem echter de duidelijke boodschap dat er geen plaats meer was voor hem en verplichtte de chirurg zo om onrechtstreeks om op pensioen te gaan.
Artikel 12 §1 van de Wet ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie van 10 mei 2007, in de volksmond de “Antidiscriminatiewet”, luidt als volgt:
Art. 12. § 1. Op het vlak van de arbeidsbetrekkingen en van de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, en in afwijking van artikel 8 en onverminderd de andere bepalingen van titel II, vormt een direct onderscheid op grond van leeftijd geen discriminatie wanneer het objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of elke ander vergelijkbaar legitiem doel, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
[…]
Volgens het Hof was er in casu ook sprake van een objectieve en redelijke rechtvaardiging door een legitiem doel. Zo stelde het Hof in haar arrest:
IZZ stelt dat zij het waarborgen van de continuïteit van de medische zorgen en de kwaliteit van de zorg als legitieme beleidsdoelstelling beoordeelt wanneer een arts de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Het ziekenhuis moet in staat zijn om, met het oog op de continuïteit van de zorg en de kwaliteit van de zorg, te voorzien in een zekere tijdige vervanging en vernieuwing van het medisch korps.
[…]
De beslissing om de samenwerking te laten eindigen aan het einde van de maand waarin de heer A. 67 jaar werd en deze samenwerking niet te verlengen, wordt door IZZ verantwoord door het feit dat de toezegging van een voltijdse betrekking aan de heer A. zou betekenen dat twee jonge artsen niet zouden kunnen worden aangeworven. De weigering was dus niet gebaseerd op de leeftijd van de heer A. maar op de plannen van de chirurgische dienst, die de aanwerving van jonge artsen vereiste. Daarenboven werd reeds een arts aangesteld als senior coach op de site M. (de heer E. H.) en de aanstelling van een tweede senior coach was overbodig.
Deze beslissing en de redenen die ertoe hebben geleid kaderen in de realisatie van de strategische beleidsvisie van het ziekenhuis, m.n. de kwaliteitsvolle dienstverlening.
Aldus is het arbeidshof van oordeel dat ISS bij de beoordeling van de samenwerking met de heer A. op de leeftijd van 67 jaar en de mogelijke verderzetting hiervan en de beslissing om de samenwerking te laten eindigen aan het einde van de maand waarin de heer A. 67 jaar werd, werkelijk de door haar vooropgestelde beleidsdoelstellingen nastreefde, nl. de realisatie van de strategische beleidsvisie van het ziekenhuis, en het bewijs hiervan ook bijbrengt.
Uit bovenstaande bloemlezing blijkt derhalve dat het inroepen van leeftijdsdiscriminatie teneinde een dienstbetrekking alsnog te kunnen behouden, geen gemakkelijke opdracht is.
In casu ligt er volgens het Hof immers geen discriminatie voor op basis van leeftijd ondanks de voorkeur die gegeven is aan jongere kandidaten, maar betreft het hier een beslissing ingegeven omwille van de realisatie van de strategische beleidsvisie van het ziekenhuis, m.n. de kwaliteitsvolle dienstverlening.
BRON: https://www.unia.be/files/2024_09_03-Arbsh.-Brussel.pdf