Advies Orde van Vlaamse Balies benadrukt pijnpunten van het wetsvoorstel tot uitbreiding van het vermoeden van vaderschap en meemoederschap naar de wettelijk samenwonenden

Het wetsvoorstel dewelke het vermoeden van vaderschap en meemoederschap uitbreidt naar wettelijk samenwonenden, roept enige juridische bezorgdheid op. In dit voorstel, dewelke een uitbreiding van de huidige wetgeving met betrekking tot het huwelijk beoogt, wordt voorgesteld om hetzelfde vermoeden van vaderschap en meemoederschap te laten gelden voor partners die wettelijk samenwonen. Dit zou betekenen dat kinderen die tijdens de wettelijke samenwoning van hun moeder geboren worden, automatisch als kinderen van de samenwonende partner van de moeder worden beschouwd. 

De initiatiefnemers van het wetsvoorstel proberen hiermee het onderscheid tussen huwelijk en wettelijk samenwonen te verkleinen. 

Echter, er is een fundamenteel probleem met deze benadering: wettelijk samenwonen is niet per definitie gekoppeld aan een seksueel-affectieve relatie. Dit betekent dat er een juridische ongelijkheid ontstaat, waarin mensen die wettelijk samenwonen zonder een affectieve band of zelfs zonder gezamenlijke ouderlijke intenties, toch dezelfde rechten en verplichtingen zouden krijgen als mensen die in een huwelijk een bewuste keuze voor ouderschap hebben gemaakt.

Het advies DOC 56-0204 van de Orde van Vlaamse Balies legt deze pijnpunten duidelijk voor.

Wettelijk samenwonen is in de wet niet beperkt tot romantische relaties. Het is een status die ook door vrienden, familieleden of kennissen kan worden aangegaan, vaak om praktische of fiscale redenen. Het kan dus voorkomen dat mensen samenwonen zonder enige intentie om gezamenlijk ouderschap uit te oefenen. 

Het wetsvoorstel negeert deze diversiteit aan samenlevingsvormen en dit zou er toe kunnen leiden dat ook mensen die geen affectieve relatie hebben, automatisch als ouder van een kind worden beschouwd, puur op basis van de samenlevingsstatus. Dit zou niet alleen juridisch problematisch zijn, maar kan ook leiden tot ongewenste juridische consequenties voor zowel de ouders als het kind.

Er wordt in het advies gesteld dat vergelijkingen met andere juridische constructies, zoals in het adoptierecht of in het erfrecht, niet opgaan. Het adoptierecht is namelijk gebaseerd op een bewuste keuze om ouderschap op zich te nemen, terwijl erfrecht een andere bescherming biedt voor samenwonenden op basis van erfgenaamschap, zonder te impliceren dat er een ouder-kindrelatie bestaat. 

Het wetsvoorstel met betrekking tot het vermoeden van vaderschap en meemoederschap gaat echter verder dan deze andere vergelijkingen, omdat het automatisch rechten toekent aan iemand die hier zelf niet voor kiest. Dit roept de vraag op of de wetgever wel voldoende rekening houdt met de verscheidenheid van relaties die binnen de wettelijke samenwoning mogelijk zijn.

Als de wetgever ervoor kiest om het onderscheid tussen het huwelijk en het wettelijk samenwonen te verkleinen, zoals dit wetsvoorstel beoogt, zou dit een breder, meer doordacht en zorgvuldig proces vereisen. Het zou nodig zijn om meer duidelijkheid te scheppen over de implicaties van wettelijk samenwonen in verschillende situaties, en om ervoor te zorgen dat het rechtssysteem in staat is om met de complexiteit van verschillende samenlevingsvormen om te gaan. Dit wetsvoorstel, in zijn huidige vorm, lijkt te kort te schieten in het erkennen van de diverse motieven en omstandigheden die mensen kunnen hebben om wettelijk samen te wonen, en legt daarmee de basis voor een juridisch systeem dat in de praktijk onwerkbaar zou kunnen zijn.

Het is van groot belang dat de wetgever zich bewust is van deze juridische complicaties. Wanneer wettelijke samenwoning automatisch wordt gelijkgesteld aan ouderschap, zonder dat er rekening wordt gehouden met de feitelijke situatie en intenties van de betrokkenen, kan dit zowel voor de ouders als voor het kind tot juridische en emotionele complicaties leiden. Het is dus essentieel dat er niet alleen naar de juridische gelijkstelling tussen huwelijk en wettelijke samenwoning wordt gekeken, maar dat er ook wordt nagedacht over de sociale en persoonlijke realiteit van mensen die ervoor kiezen om wettelijk samen te wonen zonder de intentie om ouderschap op zich te nemen.

BRON: Advies Wetsvoorstel tot uitbreiding van het vermoeden van vaderschap en meemoederschap naar de wettelijk samenwonenden (DOC 56-0204)

Related Posts