In een medisch huis wordt eerstelijnsgezondheidszorg verleend door multidisciplinaire zorgverleners. Deze zorg wordt door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging op een specifieke manier vergoedt.
Een medisch huis werkt volgens een forfaitair systeem waarbij het medisch huis, het ziekenfonds en de patiënt een contract met elkaar aangaan en waarbij het medisch huis maandelijks voor elke patiënt een vast bedrag van het ziekenfonds ontvangt. Ook de zorgverleners die werkzaam zijn in een medisch huis krijgen een vaste vergoeding.
Artikel 15, §2 van het koninklijk besluit van 23 april 2013 tot uitvoering van artikel 52, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bepaalt hieromtrent het volgende:
§ 2. De zorgverleners die onder de in artikel 52, § 1 van de wet bepaalde voorwaarden een akkoord hebben gesloten met het oog op de forfaitaire betaling van sommige verstrekkingen, mogen die verstrekkingen niet tegen betaling per verstrekking verlenen
Uit deze bepaling zou kunnen opgevat worden dat zorgverleners die werkzaam zijn in een medisch huis, en aldaar middels een forfaitair bedrag vergoed worden, niet in de mogelijkheid zouden zijn om ook in bijberoep nog zorgverstrekkingen te verlenen.
Dit is althans de interpretatie die het RIZIV er op nahoudt. Zo staat het volgende te lezen op haar website:
Een zorgverlener die in een medisch huis werkt, mag niet meer “per handeling” werken, noch in het medisch huis, noch daarbuiten.
De interpretatie die RIZIV aan voormelde bepaling geeft, houdt veel gemotiveerde zorgverleners tegen om in een medisch huis aan de slag te gaan. Door tewerkstelling in het medisch huis worden ze immers beperkt in hun mogelijkheden om in bijberoep nog zorgverstrekkingen uit te voeren. Ook komt dit de maatschappij niet ten goede. Er is immers een serieus tekort aan zorgverleners en conform deze interpretatie worden zorgverleners serieus beperkt in hun mogelijkheid om zorgverstrekkingen te leveren.
Logischerwijze kunnen zorgverleners die actief zijn in een medisch huis niet ook als zelfstandige zorgen verstrekken aan de patiënten aangesloten aan dit medisch huis. De medische huizen, en de verbonden zorgverstrekkers, worden immers forfaitair vergoed door de verzekeringsinstellingen die alle verzorging dekt die deze patiënt van dat medisch huis ontvangt.
De interpretatie die RIZIV er op nahoudt, lijkt echter niet te stroken met de werkelijke wil van de wetgever. Het is immers niet logisch dat zorgverleners niet buiten hun uren zorgen mogen verstrekken, en hiervoor “per handeling” betaald worden, aan patiënten die niet verbonden zijn aan een medisch huis.
Er wordt bijgevolg openlijk de vraag gesteld of de interpretatie van RIZIV wel correct is en strookt met de werkelijke wil van de wetgever. Deze interpretatie lijkt immers strijdig met talrijke Grondwetsartikelen en fundamentele principes, zoals het gelijkheidsbeginsel en het recht op arbeid.